Opinie 5 oktober 2000

Nederlandse deelname
aan VN-missie in Eritrea

Nederland moet aan een VN-missie in Eritrea meedoen

C. Homan, Instituut Clingendael:
„Mee eens. Weliswaar staan er bij deelname aan Unmee voor ons land geen vitale belangen op het spel, maar er zijn andere redenen waarom het toch verstandig is met deze deelname akkoord te gaan. Belangrijk argument is dat in ons buitenlands beleid de internationale rechtsorde altijd een belangrijke rol heeft gespeeld. Het zogenaamde Toetsingskader noemt dit als een van de gronden om Nederlandse militairen uit te zenden.

Die internationale rechtsorde is in dit geval in het geding. Een vredesmissie kan voorkomen dat bij het uitbreken van een nieuw conflict opnieuw tienduizenden mensen het leven laten. Nederland mag zich er niet aan onttrekken een bijdrage te leveren aan de wederopbouw van twee levensvatbare samenlevingen in de Hoorn van Afrika.

Daar komt bij dat Nederland thans lid is van de Veiligheidsraad. Dat brengt extra verplichtingen met zich mee. Bovendien hebben de VN het jaar 2000 tot het Jaar van Afrika uitgeroepen, om de verwaarlozing van dit continent door de internationale gemeenschap weer enigszins goed te maken. Ook ons ministerie van Buitenlandse Zaken heeft, met het uitbrengen van de Afrika-notitie vorig jaar, dit continent weer op de Nederlandse politieke agenda gezet.

Een concrete invulling daarvan zou kunnen zijn onze deelname voor maximaal zes maanden aan een betrekkelijk risicoloze vredesoperatie. Geen enkele operatie is 100 procent risicoloos. Maar de afgelopen decennia leren dat waar meer dan 20.000 Nederlandse militairen zijn ingezet bij vredesoperaties, er slechts één militair bij een gevechtsactie het leven verloor. We moeten ons niet laten besmetten door het Screbrenica-virus en als reactie daarop aan geen enkele vredesoperatie meer willen deelnemen.

Binnenstatelijke conflicten –dat hebben we in ex-Joegoslavië geleerd– vragen een andere aanpak dan het conflict tussen Ethiopië en Eritrea. Deze beide staten zijn duidelijk oorlogsmoe en hebben zelf verzocht om stationering van Unmee. Aan deze operatie zit geen groter risico dan aan de vredesmachten in de Sinaï en op Cyprus, waaraan Nederland immers ook jarenlang een bijdrage leverde.”

M. Verhagen, CDA-kamerlid:
„Niet mee eens. Dat is geen voorbarige stellingname van het CDA of koudwatervrees als gevolg van Srebrenica. Het CDA wil juist draagvlak houden voor deelname aan vredesoperaties door ervoor te zorgen dat Nederland alleen meedoet als de VN ook werkelijk geloofwaardig kunnen optreden.

Nu is dat om twee redenen niet het geval. Er neemt geen militaire en politieke grootmacht aan deel en een robuust mandaat wordt gemist. Beide elementen maken deel uit van het Toetsingskader, waarvan de commissie-Bakker zegt dat het veel consequenter moet worden toegepast.

Deelname van een grootmacht met militaire capaciteiten is om diverse reden van belang. Niet alleen in verband met de zogeheten exitstrategie en de benodigde bijstand in geval van nood, maar ook omdat de uitzending internationaal draagvlak moet hebben. Canada is in onze optiek geen militaire grootmacht. Betrokkenheid van een Veiligheidsraad-lid zoals Amerika zal ervoor moeten zorgen dat de VN niet de handen van de operatie aftrekken als het moeilijker wordt. En zo'n scenario is niet geheel uit te sluiten, als je de lange geschiedenis van de bloederige burgeroorlog in ogenschouw neemt en de berichten dat het bestand wordt gebruikt voor een herbewapening.

In dat geval zal het gemis van een goed mandaat destastreus blijken te zijn. Op basis van de huidige Veiligheidsraad-resolutie mogen de VN-militairen alleen geweld gebruik als ze zelf worden aangevallen. Dus niet ter bescherming van burgerbevolking. De strategie is zelfs dat de VN zich terugtrekken in geval van escalatie. Dan herhaalt de trieste geschiedenis van Rwanda zich, waar de VN (met achterlating van dode VN-soldaten) schielijk weg moesten op het moment dat de strijd uitbrak.

Door gemis aan een goed mandaat en onduidelijkheid over de betrokkenheid van Amerika heeft het CDA op dit moment uitgesproken dat het deelname onder deze voorwaarden afwijst. De Kamer wordt nu voor een slikken-of-stikkenkeuze gesteld. Zo kan zij haar medeverantwoordelijkheid niet waarmaken.”