Opinie 28 september 2000

Primaat economie degradeert spirituele en filosofische waarden tot bijzaken

Moreel nihilisme met winstoogmerk

Nederland 2010. „Mevrouw, volgens onze gegevens heeft u op 3 augustus 2000 om 17:38 met uw chipcard een kopje koffie met melk uit de automaat in de universiteitsbibliotheek in Amsterdam gehaald. Normaal gesproken dronk u echter koffie zonder melk. Mag ik u, in het kader van de statistische zuiverheid alsmede de waterdichtheid van onze dienstverlening, vragen wat de reden was van deze onregelmatigheid?” Hoe denkbeeldig zullen dergelijke 'onschuldige' vragen, vooral met het oog op de voortschrijdende koppeling van gegevensbestanden, in de toekomst zijn? Die vraag stelt Olaf Zwetsloot aan de orde.

Ergens in 1999 las ik voor het eerst over Echelon, het Brits-Amerikaanse spionagesysteem dat wereldwijd stelselmatig alle telefoon-, fax- en gegevensverkeer afluistert. Het bericht stond, als ik het mij goed herinner, op de voorpagina van NRC Handelsblad. Supercomputers filteren de communicatiestromen op trefwoorden, terwijl wetenschappers de steeds intelligentere filterprogramma's steeds verder verfijnen. De implicaties van het bericht zijn verstrekkend en betekenen in feite het einde van de privacy. Was privacy ooit een constitutioneel recht, nu is het een dode letter – de zoveelste aftandse mythe op de mestvaalt van de geschiedenis.

Het is opvallend dat dit toch zeer ernstige nieuws nauwelijks enige consternatie of maatschappelijke discussie tot gevolg had. Welke politieke partij heeft zich in reactie hierop in niet mis te verstane bewoordingen laten horen? Voorzover ik weet geen enkele. Het kwam niet verder dan vragen in het Europees Parlement en een klein rimpeltje in de overvolle mediavijver. Kennelijk waren er belangrijker zaken om over te schrijven en te debatteren dan de effectieve opheffing van zoiets triviaals als het recht op privacy. Is het een proeve van politieke apathie dat dit alarmerende bericht zo laconiek is ontvangen?

In zijn essay ”De erosie van fatsoenlijk gedrag” (NRC 12-8-00), geschreven naar aanleiding van het toenemend extreem rechts geweld, stelt de publicist Peter Schneider: „Het privilege dat wij sinds een halve eeuw in een beschaafde samenleving verkeren, heeft bij ons de illusie gewekt dat ons dat nooit meer kan worden afgenomen.” Zeker nu, in een tijd van hedonistische hoogconjunctuur, is die illusie sterker dan ooit. Het consumistisch vitalisme met zijn ongekende koopkracht is een hybriskatalysator van jewelste en geeft mensen het gevoel dat een hypotheek op de eeuwigheid de normaalste zaak van de wereld is.

Dat zoiets niet bestaat weet de generatie die de Tweede Wereldoorlog nog bewust heeft meegemaakt maar al te best. Deze groep mensen wordt echter steeds kleiner. Voor het merendeel van de generaties die na hen kwamen en opgroeiden in de beschermde omgeving van een rechtsstaat met sociale voorzieningen, is politieke repressie nauwelijks een concrete ervaring te noemen. De afwezigheid van de ervaring van permanente angst en bestaansonzekerheid, lijkt de noodzaak om waakzaam te zijn te hebben weggenomen. De gedachte dat het allemaal wel losloopt heeft postgevat.

Het hedonisme is een vruchtbare voedingsbodem voor de illusie dat onze welvarende rechtsstaat ons nooit meer kan worden afgenomen. Tegenover de abstractie van aan den lijve ondervonden politieke repressie staat de bedwelmende concreetheid van alledaagse genotzucht en lustbevrediging. Het tekent de sensuele verleidingskracht van het kapitalisme. De vrijheid om te kiezen in een tot supermarkt gereduceerd universum wordt achteloos gelijkgeschakeld aan het spirituele of filosofische idee daarvan. Koopkracht en vrijheid worden synoniemen, terwijl de effectieve opheffing van een fundamenteel burgerrecht een abstractie blijft – tenminste, zolang als onze koopkracht daardoor niet wordt aangetast. Zoals vroeger de inboorlingen met kralen, spiegels en kettinkjes door kolonisatoren in de luren werden gelegd, zo verkwanselt de hoogindustriële mens in ruil voor consumentengemak zijn vrijheid.

Crisis?
Is een economische crisis het probate middel tegen de politieke apathie van de welvaartsstaat? Daarover kun je speculeren. Concreter is de vaststelling dat we in feite machteloze toeschouwers zijn die via de vrije media kennisnemen van de ons omringende ontwikkelingen, zonder dat we daarop enige noemenswaardige invloed kunnen uitoefenen. We kunnen persoonlijke voorzorgsmaatregelen treffen zoals het opvolgen van privacy-tips of het afzien van een bonuskaart. Ingrijpen in de dynamiek van de technologische ontwikkelingen kunnen we echter niet. Ondertussen rennen de politiek en het rechtssysteem in ademnood achter de niet bij te benen en zichzelf versnellende techno-economische ontwikkelingen aan.

Tussen de techno-economische realiteit enerzijds en de daarop achterlopende juridische en politieke daadkracht anderzijds, gaapt een gat, een ethisch vacuüm waarin autonome technologische wildgroei plaatsvindt. Daarin voltrekken zich de exploratie en exploitatie van het mogelijke, onafhankelijk van de vraag of dat wenselijk is of maatschappelijk dienstbaar. Los dus van morele consideraties en consensus.

Bill Joy, medeoprichter van softwarebedrijf Sun Microsystems, schrijft in zijn manifest ”Waarom de toekomst ons niet nodig heeft” (NRC 26-8-00): „Een gebrek van veel wetenschappers en technologen is dat zij niet de gevolgen van hun uitvindingen beseffen; al heel lang worden zij gedreven door de allesoverheersende dorst naar kennis, die heilige graal van de natuurwetenschap, zonder oog voor het feit dat de opmars naar steeds nieuwere, steeds machtiger technologieën een eigen leven kan gaan leiden.” We betreden een faustiaans tijdperk met private laboratoria als kraamkamers van Frankenstein.

Beheersing
Indien de ontwikkeling van technologie kan worden beschouwd als het menselijk streven naar beheersing van de natuur, en in het verlengde daarvan naar beheersing van mensen, dan betekent dat automatisch dat het streven naar absolute controle over de natuur tegelijkertijd een streven naar absolute controle over mensen is. Dat laatste is een totalitaire drijfveer die, zo niet inherent aan technologische ontwikkeling, toch op z'n minst een bijverschijnsel daarvan is. Het eindpunt van dit streven is een totalitaire gevangenisstaat waarin alle denkbare bestanden gekoppeld zijn en waarin computers op basis van de van iedereen beschikbare (DNA-)profielen rechtszaken aanspannen en arrestatiebevelen uitvaardigen. In Engeland, het land met de hoogste cameradichtheid ter wereld, gaan al stemmen op om van de gehele bevolking dergelijke profielen aan te leggen. Bij zo'n staat vergeleken is George Orwells ”1984” een slap en primitief aftreksel.

Zover is het echter niet. Wel kan worden vastgesteld dat de infrastructuur van totalitaire controle in feite al aangelegd en volledig operationeel is, ze wordt alleen (nog) niet gebruikt voor het uitoefenen van absolute en onversluierde politieke macht. De mobiele telefoon, de computer, de bewakingscamera's, de creditcards en chipknippen krijgen, indien ze worden aangewend als instrumenten van politieke repressie, een angstaanjagende alter ego. Zolang een dergelijke repressie voor de meesten echter een abstractie blijft, een nieuwbericht of een 'onschuldig' programma op tv, dringt kennelijk het besef niet door van de ernst van wat er aan het gebeuren is.

Sausje
Het feit dat het bedrijfsleven, met onder zijn vleugels de autonome technologische vrijstaat, politiek, wetgever en rechtspraak in het stof doet bijten, ondersteunt de stelling dat de economische druk om innovatieve technologieën te ontwikkelen prevaleert boven het aanzienlijk minder winstgevende belang om burgers te beschermen tegen de gevolgen daarvan. Het primaat van de economie degradeert de door mensen gekoesterde spirituele en filosofische waarden tot verwaarloosbare bijzaken – tenzij er aan het uitdragen van die waarden direct of indirect te verdienen valt. Dan kom je uit op de onvermijdelijke hedendaagse ironie van marketing met een spiritueel sausje. Dat er geld moet worden verdiend is begrijpelijk en kan ook in gradaties van moreel besef en handelen. Toch zijn ethische beginselen voor de economie van secundair belang. Het economische succes van het kolonialisme is daarvan maar een illustratie.

Wereldwijd is de tendens dat de overheid steeds verder terugtreedt en dat burgers steeds minder bescherming genieten tegen het allesverslindende voortrazen van de markt. Verreweg het reëelste distopisch visioen voor de toekomst is mijns inziens dat de overheid, als gevolg van een tot in het extreme doorgevoerde privatisering –ik denk dan bijvoorbeeld aan geprivatiseerde gevangenissen of gepatenteerd genetisch materiaal–, als een bange muis in een hoekje wordt gedrongen door de multinationale conglomeraten, en nog slechts een ceremoniële functie zal vervullen, terwijl het obsessieve en dwangmatige streven naar steeds hogere winsten geen strobreed in de weg wordt gelegd.

In zo'n maatschappij wordt de moraal overgelaten aan de markt, en dat is óf heel naïef óf heel cynisch. Daarom is het belangrijk dat we ons realiseren dat het vrijemarktkapitalisme zonder overheidsingrijpen uit zichzelf afglijdt naar een absoluut nulpunt van moreel nihilisme met winstoogmerk.

Grenzen
Hoe het ons in de toekomst vergaat hangt dus niet alleen af van waar de grenzen van de privatisering worden getrokken, maar bovenal dát er grenzen worden getrokken. De privatisering wordt ongetwijfeld een belangrijk moreel breukvlak van ontwikkelingen in de 21e eeuw. De vraag is echter hoeveel politici en burgers er zijn die zich dat beseffen. Tot nu toe lijken dat er bitter weinig – tenslotte is daarvoor de euforie te groot.

De auteur is freelance publicist.