Opinie23 september 2000

Actie tegen gedogen
soms meedogenloos

Door G. Roos

Er moet een einde komen aan het gedoogbeleid. Met die wens richtten groene, paarse, christelijke, reformatorische en gereformeerde jongerenorganisaties zich deze week tot volk en vaderland. Hun wens baart geen opzien. Reeds Van Ruler omschreef politiek als „het scheppen en handhaven van de orde in de chaos, in welke orde de mens en het heil voor elkaar bewaard worden.” Opvallend is de eensgezindheid die de veelkleurige clubs aan den dag leggen. Of is dat schijn?

Het begrip gedogen komt in allerlei situaties aan de orde. Ten aanzien van het beperkt toestaan van prostitutie waar dat eigenlijk verboden is. Of op het gebied van drugs. Ook veel kleinschaliger. Een vader duldt soms brutaliteit van zijn kinderen. Van degenen die strenge opvoedingscriteria hanteren, krijgt het slappe gedrag van de opvoeder daardoor een afkeurende beoordeling. Omdat reeds jong bijgebrachte gehoorzaamheid en orde levenslang voordeel opleveren. Wie dat zijn kind onthoudt, doet het tekort. Het blijkt meedogenloos om een kind bandeloos zijn gang te laten gaan.

Het ter sprake zijnde begrip valt ook anders te hanteren. Fracties kunnen in de Tweede Kamer passieve steun geven aan een regering. Door bij beslissende keuzes in het parlement zich van stemming te onthouden of zich in elk geval niet tegen het kabinet te keren. Ook dan spreken wij van gedogen. Daar hoeft niets mis mee te zijn. Zulke gedrag dient de bestuurbaarheid van een land.

Soms is met het in het geding zijnde woord het algemeen belang gediend. De gedoogplicht houdt het wettelijk voorschrift in tot het dulden van een werk of activiteit tot algemeen nut zoals de aanleg van rioleringen, elektriciteitsleidingen, waterleidingen en dergelijke.

Het woord gedogen roept een overvloed aan positieve en negatieve gedachten op. In middeleeuwse zin heeft het te maken met lijden, geduldig zijn, toestaan. De oorspronkelijke betekenis is: kunnen uithouden. Wij verstaan het anno 2000 vaak als dulden. Het krijgt op onderscheiden manier handen en voeten en een eigen inhoud.

Hoe is het mogelijk dat het begrip gedogen in een zo grote diversiteit van positieve en negatieve situaties in gebruik is? Dat zou wel eens te maken kunnen hebben met het feit dat woorden zoals dulden en toestaan enerzijds betrekking hebben op het overtreden en aan de laars lappen van normen en waarden. Of anderzijds te maken hebben met het uitvoeren van regels of wetsbepalingen en het ten dienste daarvan –dat gebeurt dan juist ten gunste van het handhaven– bewust een beperkt gebied buiten beschouwing laten. Gedogen heeft meestal te maken met iets afdoen van het dwingend karakter van voorschriften. Waarbij dan de één zoiets afkeurenswaardig acht. Hij of zij voor wie de wet heilig is. Terwijl het een andere keer nuttig heet.

Ieder mens beoordeelt in onze individualistische cultuur vanuit zijn eigen overtuiging of hij zich in het dulden en gedogen kan vinden. Dat heeft te maken met zijn visie op het verbindend karakter van de wet. Maar ook met zijn levensovertuiging. De onderscheiden en uiteenlopende visie op het nut en effect van de vigerende wet- en regelgeving leidt mede tot de gesignaleerde diversiteit in het gebruik van het begrip gedogen.

Zodra dan ook gedogen tot regeringsbeleid wordt –Nederland staat er ook bij zijn buitenlandse buren om bekend– roept dat reacties op. Er is sprake van een verhinderen van het handhaven van algemeen geldende wetten. Het overheidsbeleid is veelomvattender dan individuele opvoeding of het stemgedrag van een kamerfractie.

Zo bleek het ook voor de politieke jongerenorganisaties te zwaar om zulk beleid nog welwillend te beoordelen. Zij vonden elkaar vlak voor Prinsjesdag. Ondanks hun totaal verschillende visie op gezin en maatschappij. Dat is aardig. Maar als zij samen verwoorden dat er „een eind moet komen aan het gedoogbeleid” staat dat tegelijk garant voor een zekere mate van zwakte. De gezamenlijkheid reikt niet verder dan het bezwaar van het ogenblik. Van het wijzen van een nieuwe weg is geen sprake. En het is maar de vraag naar welke kant de bal rolt als de regering zich iets aantrekt van zulk protest.

De jongeren gaven een stevige verklaring uit. Normaliter bepleit de democratie het aanpassen van wetten aan het volksgeweten. Maar in dit geval stelden de jongelieden zelfs vast dat wetten „legitiem kunnen zijn, hoewel een ogenschijnlijke meerderheid er het nut niet van inziet.” Willen kabinet en parlement echt geloofwaardig zijn, dan gedogen zij niets meer, zo stellen de jongerenorganisaties vastberaden.

Dat klinkt natuurlijk prachtig. Maar welke inhoud moeten de nieuwe regels dan hebben? Daarover bestaat meningsverschil. Niet slechts ter zake van drugs of homoseksualiteit, maar ook waar het gaat over eenvoudige praktische kwesties of milieu. Dat maakt het gezamenlijk optreden minder positief dan bij een eerste indruk.

Er zijn twee mogelijkheden. Of de wetgever kiest de wet van de soevereine Schepper en de Bijbel als richtsnoer, óf hij richt zich op de wil van de meerderheid van het volk en de voorkeur van de zondige mens. Bij de meeste jongerenorganisaties blijkt het zichzelf als maatstaf beschouwende individu uiteindelijk uitgangspunt voor nieuw beleid. Dat kan slecht leiden tot verruiming van niet met God rekening houdende wetten.

Verzet tegen gedoogbeleid betekent niet als vanzelfsprekend een zich toekeren tot de hoogste Wetgever. Dat bleek in oktober vorig jaar, toen minister Brinkhorst in een interview in het wetenschappelijke D66-tijdschrift ”Idee” bepleitte „de gedoogcultuur ter discussie te stellen.” Daarmee beoogde hij geen terugkeer tot God. Maar het in de hand houden van milieuregels overtredende boeren. En als jongeren vertellen dat „gedogen een slappe vertoning is die het midden houdt tussen lafheid en laksheid”, betreft dat mede de eer en het aanzien van Nederland in een tegen ons drugsbeleid protesterend Europa. Maar actie voeren tegen gedogen blijkt meedogenloos als Gods heilzame normen en wetten ondanks alles buiten beschouwing blijven.

Wat zou het geweldig zijn als onze Nederlandse jeugd eens massaal te hoop liepen om aanpassing te bepleiten van onze landswetten aan de decaloog.