Opinie16 september 2000

Homopaar als buren

Het homohuwelijk is deze week een wettelijk aanvaarde relatievorm geworden, nu de Tweede Kamer in meederheid voor heeft gestemd. De partijen die bijbelgetrouw willen zijn, waren uiteraard tegen. Maar een stem tegen of een opinie óver iets hebben is nog wat anders dan omgaan met de mensen die het betreft. Stel dat uw buren een homopaar zijn. En dat ze u uitnodigen op hun verjaardag op de koffie te komen. Wat dan te doen als orthodox-gereformeerd christen? Moet je zoiets negeren? Honoreren? Of zelfs aangrijpen als kans voor een getuigend gesprek?

Mevrouw Joke van Kooten uit Apeldoorn. Het gezin Van Kooten had enkele jaren samenwonende homo's als buren. „Ik zou afstand houden, vooral ook voor je kinderen. Anders komen die daar misschien ook veel over de vloer. We zijn bij onze buren een keer op bezoek geweest. Zij hadden zelf ook niet zoveel behoefte aan contact. Ik denk ook dat ze eraan gewend waren dat veel mensen moeite hebben met hun relatie. We hebben een keer een akefietje met hen gehad en toen was het gelijk: „Dat is zeker omdat wij samenwonen, hè?!” Aanstootgevend gedrag? Integendeel! Ze hebben zich altijd heel correct gedragen”.

Krijn de Jong, stafmedewerker van de Vereniging tot Heil des Volks in Amsterdam. „Ik zou iedere mogelijkheid van een relatie aangrijpen, en dus zeker ook zo'n uitnodiging. Maar dan vervolgens wél je verhaal overeind houden, en dan gaat het erom hoe je verder communiceert. Daar ligt een geweldige uitdaging. Als ze van jou na een tijd nog niet weten hoe je erover denkt, is er iets mis. Duidelijk en met heel veel liefde spreken, daar gaat het om, maar het is biddend en tastend Gods leiding zoeken, want je hebt hoe dan ook met gewonde mensen te maken. Met mensen die al zo vaak zijn afgewezen door hun omgeving.”

Ds. C. J. Meeuse, predikant van de gereformeerde gemeente in Nunspeet. „Bij hen op verjaarsvisite? Oh nee, dat zou ik zeker niet doen. Ik zou tegen die mensen wel vriendelijk zijn, maar niet gemeenzaam met hen omgaan. in de zin van dat je bij elkaar over de vloer komt. Maar wél –en dat is toch de kunst– blijven laten voelen dat je de zondaar als medemens accepteert. Die mensen moeten we niet minachten, het zijn zondaren, zoals wij dat zijn. De Heere kan toch ook hen in het hart grijpen vanwege dat kwaad. Maar hun ogen zullen niet opengaan als ik hen minachtend vertrap en hoog boven hen ga staan.”

Mevrouw Peti van Maldegem-Luteijn uit Apeldoorn. Het gezin Van Maldegem woont al acht jaar tegenover een homopaar. „Zo'n vraag heeft voor ons nooit gespeeld. Zij bewaren zélf grote afstand. Alle andere buren hebben wél conctact met hen, worden ook uitgenodigd, maar wij nooit. Waarschijnlijk is dat omdat ze weten dat we orthodox-kerkelijk zijn. Dat begon al toen we hier kwamen wonen. Wij waren nieuw, zij ook en op een buurtfeestje kwam ik in de buurt van hen te zitten. Direct gingen ze in de aanval. Dat het voor hen een bewuste keuze was en dat iedereen erover mocht denken wat-ie wilde. Als ik een uitnodiging zou krijgen voor een verjaardag? Dan zou ik daar wél op ingaan. Ook ik heb mijn fouten en gebreken, al weet de buitenwacht daar misschien niet van.” Mevrouw Van Maldegem zou bij zo'n contact wel duidelijk maken dat ze over hun relatie nadrukkelijk anders denkt. Verder kijkt ze met respect naar het tweetal vanwege hun grote sociale inzet. „Hoe ze anderen helpen, bijvoorbeeld door belangeloos oudere mensen bij te staan tijdens hun levenseinde, daar heb ik bewondering voor.”

Mevrouw Van den Hardenberg uit Elspeet. „Als ze vragen of je op hun verjaardag komt? Moeilijk hoor. Maar om die mensen de rug toe te keren, dat is natuurlijk het laatste wat je doet. En ach, we hebben zelf vanbinnen ook onze zonden. We mogen blij zijn als het er bij ons niet uitkomt. Dat neemt niet weg dat wat ze deze week in Den Haag hebben aangenomen natuurlijk vreselijk is.”

Menno de Bruyne, woordvoerder van de SGP in Den Haag, heeft aan het contact met zijn homoburen heel positieve herinneringen. „Mijn vrouw en ik kwamen heel af en toe bij hen –twee heren op VUT-leeftijd– ook wel over de vloer en dan werd er best wel over deze zaken gesproken. Ze wisten wat voor werk ik deed en hoe ik erover dacht. Maar je kunt daar natuurlijk niet iedere keer op terugkomen.” Als het om het homohuwelijk gaat, acht De Bruin het van belang dat de zonde van de zondaar wordt onderscheiden. „In het parlementair debat is dat ook nadrukkelijk door Van der Staaij (SGP-parlementariër) gedaan. Het kan immers nooit de bedoeling zijn dat je personen onnodig kwetst. Ik kan me zelfs goed voorstellen”, gaat hij verder, „dat je met sommige homoparen beter overweg kunt dan met een stel dat weliswaar keurig getrouwd is, maar uit vreselijke zanikerds bestaat.”

Ds. W. Dekker, hoofd van de afdeling Toerusting van de IZB (Hervormde Bond voor Inwendige Zending) in Amersfoort. „Ik zou wél naar zo'n verjaardag gaan. Het is immers al heel wat als mensen in deze geïndividualiseerde samenleving het contact zoeken. En het is ook de enige brug waarlangs je met mensen iets kunt delen: je kritiek, maar ook het Evangelie. „De volgende vraag is dan: Wanneer breng je iets ter sprake? Want als je heel gewoon blijft doen, lijkt het alsof je alles prima en prachtig vindt. Maar eerst moet wel een relatie ontstaan van wederzijds respect en moet er sprake zijn van normale menselijke omgang. Pas dan kun je dingen aan de orde stellen. Ik zou het contact wél verbreken als hun levenswijze echt stuitend begint te worden.”

A. Jansen