Opinie 5 september 2000

Geen harnas, maar geloofsregel

De hervormde emeritus predikant ds. C. den Boer hield zaterdag tijdens de opening van het cursusjaar van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB) een lezing over plaats en functie van de gereformeerde belijdenisgeschriften. De predikant pleitte voor hertaling van de belijdenisgeschriften in hedendaags Nederlands. We plaatsen een verkorte versie van de lezing.

De gereformeerde belijdenis concentreert zich op zaken die te maken hebben met de relatie God–mens. Dat is de kern van alle vraagstellingen die steeds aan de orde zijn in het geloof, in de kerk en in de theologische bezinning. Deze concentratie op de kern van de zaak (op de soteriologie) brengt met zich mee dat het belijden sterk is toegespitst op de vrijmacht van de genade en op de verzoening. De vraag hoe de relatie tussen God en mens –zo grondig verstoord door de zonde– weer een herstelde relatie wordt, is derhalve het alles doordringende.

Deze concentratie en toespitsing betekent geen reductie of versmalling van het bijbels getuigenis. De thematiek van zonde en genade is geen specifiek thema uit de tijd van de Reformatie, dat in onze tijd in te wisselen is voor relevantere thema's als die van Christus en de machten, God en het lijden. Al zeg ik er meteen bij, dat het laatstgenoemde in de 21e eeuw zeker om verdere doordenking vraagt.

Verkiezing
Voor mij staat vast dat het kruis, de prediking van het herstel van de door de zonde verstoorde relatie tussen God en de mens in de weg van verzoening door voldoening, ook in die brieven van Paulus (aan Efeze en Kolosse) die zo sterk de nadruk leggen op de kosmische heerschappij van Christus, de dragende ondertoon is. Met andere woorden: zo tijdbetrokken als de belijdenis ook mag worden verstaan, zij stelt in haar belijden geen slechts voor die tijd relevante zaken aan de orde. Cruciaal is en blijft dat de relatie God–mens niet verstaan kan worden als een correlatieve of coöperatieve.

Deze vraagstelling is ook in huidige discussies over de verkiezing, de triniteit, de historische Jezus, de verzoening, enzovoorts in de kerken der Reformatie van doorslaggevende betekenis.

Deze vraagstelling is ook aan de orde in gesprekken met 'evangelische' christenen onder ons. En wat dit aangaat zou het goed zijn als wij ons nog eens grondig zouden verdiepen in wat de Dordtse Leerregels belijden met betrekking tot de wedergeboorte als een eenzijdig Godswerk, het begin van het geloofsleven (D. L. III/IV.12). Deze paragraaf is wel genoemd de achilleshiel van het calvinisme. Op dit punt is er ook geen water in de wijn te doen in de discussies over de identiteit van een onderwijsinstituut als het onze. Juist op dit punt heeft de gereformeerde belijdenis niets aan actuele waarde ingeboet en is ze nog steeds maatgevend.

Hartenkreten
Is de gereformeerde belijdenis niet zelf een vorm van voortgaand belijden en moet ons dit niet aanmoedigen om daarmee door te gaan? Is belijden niet altijd contextueel belijden? En moeten dan ook de vragen van de tijd niet steeds de agenda van dat belijden bepalen?

Ik zou op deze vragen willen antwoorden dat in de gereformeerde belijdenis basale geloofszaken aan de orde komen. Daarin wordt in principe (in drie sola's) alles uitgezegd wat te belijden is (kwalitatief, niet kwantitatief). Dat heeft niets te maken met een selectief omgaan met de Bijbel. Hier worden hartenkreten geslaakt en wat meer is: hier wordt de kern van de Schrift geraakt.

Echter, in de voortgang van de tijd komen er zeker ook dingen aan de orde die vragen om voortgang in het belijden. Zo zouden wij de belijdenis van de Reformatie zelf ook wel een voortgaand belijden kunnen noemen van het oudkerkelijke belijden. En zo is het in feite ook met de Dordtse Leerregels, die een nadere toespitsing geven van wat in de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus is beleden met betrekking tot de vrijmacht van Gods genade (”dubbele predestinatie”) tegenover het remonstrantse gevoelen.

Herderskiel of harnas
Is het niet inherent aan het hooghouden van een oude geloofsbelijdenis dat men tot confessionalisme vervalt? Heeft in het bijzonder de gereformeerde traditie niet bewezen dat de uitroep „Schrift en belijdenis” („veel geprezen, weinig gelezen”) een kreet wordt: gestolde waarheid in plaats van doorleefde geloofswerkelijkheid? We lezen dan de Schrift door de bril van de belijdenis. We gaan niet van de Schrift naar de belijdenis, maar omgekeerd.

Prof. dr. C. Graafland veroorloofde zich enige tijd geleden de uitspraak dat de belijdenis functioneert als „verenging”, een harnas, een obstakel dat de toegang tot de Schrift blokkeert. Dat ”kerkleer” over de Schrift kan gaan heersen, weten we uit de eeuwenlange traditie van de Middeleeuwen. Kan dat dan soms ook niet het geval zijn met de ”kerkleer” van de gereformeerde traditie, bijvoorbeeld op het punt van de ”uitverkiezing”, met al zijn vertekeningen in de scholastieke theologie? Is het daarom niet het beste om als David reus Goliath tegemoet te treden in de herderskiel (het Woord van God alleen) in plaats van in een harnas als dat van Saul (de belijdenis)?

Het gevaar van confessionalisme is niet denkbeeldig. De voorbeelden zijn voor het grijpen. En hoe vaak is het niet voorgekomen dat confessionalisme zomaar opeens omslaat in verregaande aanpassingen aan de tijdgeest? Ook zijn er voorbeelden van hoe confessionele gebondenheid kan scheefgroeien. We denken aan scholastieke scheefgroei op het punt van de verkiezing, waarbij het algemene aanbod der genade geen ruimte meer krijgt. De gereformeerde belijdenis zelf echter dient zich niet als een harnas aan, wel als een regel om ons geloof daarnaar te „reguleren.”

Echtheid
Staande op de schouders van het voorgeslacht, kunnen wij nooit om de belijdenis van de Reformatie heen. En ook wij (ook de THGB), wij staan in een traditie en zeer bepaald in een gereformeerde traditie. Die hebben wij hoog te houden. Alleen al omdat wij –bij gemis aan historisch besef– niet de pretentie kunnen voeren als eersten en als de besten de Schriften te kunnen uitleggen. Hoe zouden wij actueel belijden kunnen los van wat het voorgeslacht actueel beleed? De kerk des Heeren is geen discussieclub, waarin het belijden constant in de groep wordt gegooid. De Drie Formulieren van Enigheid zijn op de Dordtse synode aanvaard als „spreekregel” van de kerk.

Ik wil gaarne een pleidooi voeren voor de actualiteit van de gereformeerde belijdenis in de 21e eeuw. „Een minderwaardigheidscomplex is nergens voor nodig.” Persoonlijk mag ik zeggen dat ik van huis uit niet geleerd heb van de gereformeerde belijdenis naar de Schrift te gaan. Intussen heeft een jarenlange schriftstudie mij wel midden in die gereformeerde belijdenis en haar actualiteit gebracht. En zo kan ik er dan ook van harte mee instemmen. Het is mijn diepe overtuiging dat de gereformeerde belijdenis ons wil leren om in eenvoud en echtheid, sober en opofferingsgezind in het volle leven van een op consumptie en genot gerichte maatschappij te staan.

In mijn catechetisch onderricht aan de jongeren van mijn gemeenten heb ik altijd een dankbaar gebruik gemaakt van de Heidelberger om daardoor de boodschap van de Schrift inzake de noodzaak en relevantie van een Verlosser als Jezus Christus inzichtelijk te maken. Hetzelfde zou ik willen zeggen van de Dordtse Leerregels, een uitermate pastoraal geschrift.

Reveil
Om die actualiteit van de gereformeerde belijdenis te beleven, is het echter wel nodig dat het tot een reveil komt, een geestelijk herleven en beleven van de grote stukken van het geloof, in die geformeerde belijdenis vervat. Alleen in de weg van zo'n reveil kunnen wij onze weerbaarheid en werfkracht vertonen. Wij moeten ontwaken uit onze geestelijke dommel.

De gereformeerde belijdenis is steeds getoetst aan de Schrift en bevestigd in de geloofservaringen van de martelaren. En als zodanig is zij „onbekrompen en ondubbelzinnig.”

Het is onze dure roeping om de belijdenis, met behoud van het bijbelse staal in het taalgebruik van de dagen der Reformatie, om te talen in eigentijds taalgebruik. Om zo „deze dingen onze kinderen in te scherpen” (Deuteronomium 6:4 e.v.). Dat zullen wij doen in ”leerdiensten” in de kerk, in de catechese, in het onderwijsgebeuren van basisschool tot hbo/wo.

Die vertolkingen, ook als zij in nieuwe jasjes gestoken zijn, kunnen nooit de plaats innemen van de Schrift zelf. Ze zijn onze geloofsvertolkingen, die het schriftgetuigenis niet vervangen, wel bevestigen kunnen.

De integrale versie van de lezing staat in de publicatie ”Het verhaal komt door” en is voor 6 gulden te bestellen bij de THGB, Postbus 80, Ede.