De mens blijft voor de mens een wolfDoor G. Roos
De Amerikaanse maatschappijcriticus Jeremy Rifkin lijkt in zijn nieuwste boek, The Age of Access, aan te sluiten bij het gezegde dat het bezit van de zaak het einde van het vermaak is. Niet meer het bezit van spullen is van levensbelang, maar de levenslange toegang tot het vruchtgebruik, meent hij. Volgens de auteur zijn mensen steeds meer uit op het genoegen dat een product biedt, en niet op de ballast van het eigendom. Zij kopen dus minder en nemen de toevlucht tot huren, leasen en dergelijke. Als middel om goederen te gebruiken op het moment dat het hen uitkomt. Het maandelijks magazine van NRC Handelsblad schreef in een verhaal over de publicatie van Rifkin zowel over bezit als over eigendom. Zoiets zou tot juridische haarkloverij kunnen leiden. Mensen onderscheiden die begrippen doorgaans niet scherp. Hoewel er sprake is van verschil. De eigenaar is de werkelijk gerechtigde. Bezitter heet hij die feitelijk het goed onder zich heeft met de aanspraak rechthebbende te zijn. Een houder beheert wel het goed, maar zonder rechthebbende pretenties. De constatering van deze zaken heeft geen andere functie dan die van een vermaning. Laat ieder op zijn woorden letten en zich zorgvuldig uitdrukken. De door Rifkin aan de orde gestelde zaak als zodanig lijkt veel belangrijker. Heeft hij gelijk? Maakt eigendom plaats voor houderschap, huren of beheren? Is dat de nieuwe trend? Veel van zulke vragen vallen pas achteraf te beantwoorden. Als een maatschappelijk proces is uitgekristalliseerd. Mensen die zich tot taak stellen vroegtijdig het verschijnsel van een nieuwe ontwikkeling te signaleren, hebben meestal nog niet de mogelijkheid het breed te onderbouwen vanuit of zich te beroepen op statistische gegevens. Hun bewering heeft derhalve iets riskants. Rifkin ontpopte zich een jaar of vijf geleden ook op een andere manier als 'ziener'. De econoom voorzag in zijn boek The end of work een wereld zonder banen. Machines, robots, computers en telecomtechnieken zouden in snel tempo het grootste deel van het werk overbodig maken. Er zou alleen een beperkt aantal topmanagers en computerdeskundigen overblijven. En werkers in de niet-commerciële sector: ziekenhuizen, scholen, bejaardenzorg en dergelijke. Dat zou bovendien allemaal niet erg lang op zich laten wachten. Er zou sprake zijn van een fundamentele en bijna revolutionaire gedaanteverwisseling van de samenleving. Technologie zou niet slechts het menselijk bezig zijn grotendeels vervangen, maar ook het denken. Wie regelmatig de luchthaven Schiphol passeert, constateert bij lang parkeren dat er sprake is van vervoer met 'busjes' zonder chauffeur. En het kopen via internet lijkt een kassier overbodig te maken. Er zijn aspecten in het maatschappelijk leven die Rifkins visie lijken te ondersteunen. Toch rijzen hier vragen. Net als rond de bewering dat bezit ballast wordt. Zijn er geen mensen nodig om bestellingen via de elektronische snelweg te verwerken? Computers en robots die menselijk werk en denken overnemen, moeten toch niet alleen worden ontworpen, maar ook geproduceerd? En hoort arbeid niet tot de adel van de menselijke natuur? Als roeping én wezenskenmerk? Omdat de werkende God de mens schiep naar Zijn beeld? Blijkt straks werkloosheid in plaats van uitoefening van het goddelijk beroep legaal? Als ontworsteling aan de vloek van de zondeval die kenbaar is in bloed, zweet en tranen? Gaat de door begeerte bedorven mens de tijd niet vullen met criminaliteit? Noch terzake van de veranderende voorkeur voor huren of leasen, noch met betrekking tot de 'baanloze' toekomst valt een afdoend antwoord te geven. Rifkin voorspelt dat het dag en nacht bereikbare, betaalde netwerk van diensten de plaats zal innemen van de markt met kooplui en klanten. Zijn gelijk is niet te bewijzen. Hoewel zijn stelling tot bijval noopt dat bezit veel te traag is voor de Nieuwe Economie, waarin het ras verschijnende nieuwe model nog meer mogelijkheden biedt dan het oude om dat waardeloos te maken. De samenleving onderging vaker hoewel niet altijd schoksgewijs enorme veranderingen. In primitieve gemeenschappen ontbrak geld. De 'uitvinding' ervan bracht grote omwentelingen teweeg. Zulke dingen zijn ook te zeggen over de transformatie van een agrarische naar een industriële natie. Maar blijkt bezit straks ballast? Het Centraal Bureau voor de Statistiek stelde vast dat een op de drie huishoudens begin 1995 een vermogen had van meer dan een ton; dat het aantal miljonairs in één jaar tijd steeg met 5 procent tot 116.000; dat het vermogen voornamelijk bestond uit de waarde van de eigen woning. Het lijkt er nog niet op dat deze situatie verandert. Maar zo ja, zou dat niet eenvoudig betekenen dat bezit een andere vorm aanneemt? Zijn geld en een gevulde bankrekening in essentie minder dan bezit aan te merken dan onroerend goed? Eén ding laat zich vaststellen. Indien Rifkins 'profetieën' een meer of mindere mate van vervulling zouden ontvangen, dan nog blijft althans in West-Europa materialisme de toon aangeven. Terwijl elders mensen naar die 'welvaart' hunkeren. Imposantere huizen, grotere auto's en luxueuzer levensstijlen vormen de meest zichtbare consequentie van een goed lopende economie. Zelfs het bovennatuurlijke en het spirituele blijkt daarbij van menselijke makelij. Voor de eeuwen geleden gegeven openbaring van de levende God is geen plaats. Met het door het postmodernisme overschaduwde verlichtingsdenken behield de stoffelijke of laag bij de grondse gezindheid, die alleen voldoening zoekt in het tastbare, een dominante positie. Als Rifkin gelijk krijgt in zijn gedachte dat bezit steeds meer functioneert als ballast, leidt dat hooguit tot materialisme in een andere gedaante. En daarmee zijn wij niet dichter bij huis. Want de Engelse atheïst en materialist Thomas Hobbes (1588-1679) zei al dat de mens voor de mens een wolf is. Microsoft-baas Bill Gates zei ooit dat geld weggeven net zoveel vernuft eist als het verzamelen ervan. Dat valt van hem nog voor te stellen. Maar zelfs goed in de leer gefundeerde gereformeerde volwassenen en kinderen stellen zich van nature niet tevreden met het brood van hun bescheiden deel. Geld? 't Is toch mooi makkelijk als je het hebt. Daarom kon het nooit de kant op gaan van Proudhon, die eigendom wilde democratiseren, of van Bakoenin, die voor zijn klasseloze maatschappij collectief eigendom bepleitte. Homo homini lupus. |