Opinie 29 juni 2000

Christen moet actief
in wereld staan

De kloof tussen christenen en niet-christenen wordt dagelijks groter. Toch mag de christen zich niet terugtrekken in zijn eigen wereld, maar moet hij actief deelnemen in neutrale organisaties, vindt Stefan Paas. Een christen moet laten zien dat hij een volgeling is van Eén Die Zich overgaf voor anderen.


De Schrift maakt ons duidelijk dat het een roeping is van de gemeente om de deugden des Heeren te verkondigen in de wereld waarin zij staat (1 Petrus 2:9). Deze roeping geldt ook voor individuele christenen. Zij wordt in de Bijbel gemotiveerd vanuit verschillende lijnen. De belangrijkste zijn wel de opdracht waarmee de Heere Jezus de apostelen de wereld instuurde om alle volken te maken tot Zijn discipelen (Matthéüs 28:19) en de bewogenheid waarmee een christen, vanuit de wetenschap van het oordeel en de kennis van de liefde van Christus, zijn medemensen mag proberen te bereiken met de Goede Boodschap (2 Korinthe 5:11-21). Het is bekend dat de eerste christenen ernst maakten met die roeping. Zij lieten het wat dat betreft niet bij woorden, maar onderstreepten hun getuigenis met daden van naastenliefde en martelaarschap.

Elke christen die zijn Bijbel kent en serieus neemt, zal deze roeping ervaren als een persoonlijke opdracht. Tegelijk zal hij of zij merken dat het uitvoeren van die opdracht belemmerd wordt door veel factoren. Ik noem er enkele: onze eigen angst, de vijandschap die wij ontmoeten, onze gebrekkige kennis en doorleving van het Evangelie, het gevoel in een geheel andere wereld te leven. Met name deze laatste factor wil ik wat nader belichten.

Kloof
Er is veel gezegd en geschreven over de culturele kloof die veel christenen vandaag de dag scheidt van niet-christenen. Het is nauwelijks te schatten hoe diep die kloof is. Wie alleen maar het Reformatorisch Dagblad legt naast bijvoorbeeld De Volkskrant van dezelfde dag en een tijdje op zich in laat werken hoe beide kranten schrijven en waaraan zij aandacht geven, kan gemakkelijk de indruk krijgen dat beide kranten over een heel verschillend Nederland schrijven. En dat is ook zo. Alleen mensen die zelf beide werelden, de christelijk-reformatorische en de niet-christelijke, van binnenuit kennen, zullen dat ten diepste herkennen. Maar ook anderen ervaren de kloof: op hun werk, in de trein, bij gesprekken, bij het doorbladeren van een Libelle en ga zo maar door.

Dit kan verlammend werken. Soms kun je je zo'n totale vreemdeling voelen in deze wereld, dat je de neiging hebt om je terug te trekken in je eigen bekende en veilige wereld. Daarbinnen is het vertrouwd, daar gelden de normen vanouds, daar spreken we dezelfde taal. In feite is dit een bijzonder modern (of liever postmodern) verschijnsel: het opdelen van je leefwereld in verschillende segmenten met eigen wetten. Als christenen, zeker als christenen met een theocratisch ideaal, voelen we ons dan nog wel zo verantwoordelijk dat we proberen vanaf onze zijde van de kloof te roepen naar de andere zijde, maar tegelijk merken we dat we de ander, de andere wereld, niet wezenlijk meer bereiken.

Hoewel het geen goede zaak is dat reformatorische christenen zich terugtrekken in hun eigen bekende leefwereld, begrijp ik het heel goed. Wie hierover gemakkelijk oordeelt, heeft misschien nooit aan den lijve ondervonden wat het is om dag aan dag geconfronteerd te worden met het heidendom. De verleiding van de eigen zuil komt dan wel heel sterk op je af, zeker als de confrontatie met de wereld gepaard gaat met je eigen onzekerheid ten aanzien van het Evangelie en hoe dat te verwoorden in taal van vandaag.

In het Evangelie naar Johannes staat (20:19-21) dat Jezus, toen Hij Zijn discipelen uitzond, hun Zijn handen en Zijn zijde toonde. Dit waren de tekenen van Zijn lijden. Het heeft ons veel te zeggen dat dit juist gebeurde in dit verband van de zendingsopdracht. Lijden omwille van het Evangelie is een wezenlijk onderdeel van het getuige-zijn. Wie dat probeert weg te poetsen door het Evangelie cultureel acceptabeler te maken of door het lijden op een andere manier uit de weg te gaan, is van het pad van navolging afgeraakt.

In de wereld
Het is goed om nog even stil te staan bij die zendingsopdracht in Johannes 20. Jezus zegt: „Gelijk Mij de Vader gezonden heeft, zend Ik ook u.” Het gezonden-zijn van de discipelen is een zending zoals die van Jezus Zelf. Hierin zit een diepe boodschap: toen God Zichzelf definitief wilde openbaren aan deze wereld, die verloren ligt in zonde en schuld, liet Hij geen boek uit de hemel vallen. Hij zond Zijn Zoon. In Hem ging God Zelf de wereld in en leverde Zich over in de handen van Zijn vervolgers. Als wij enigszins ernstig willen nemen wat de Heere Jezus hier zegt tegen Zijn leerlingen, betekent dat dat Zijn volgelingen op dezelfde manier het Evangelie zullen brengen in de wereld. In woord en daad tonen zij volgelingen te zijn van een Heere, Die Zich overgaf voor zondaren.

Wat betekent dit concreet? In de eerste plaats dat wij in de wereld horen te zijn. Ik kan er niet omheen dat het vluchten in een eigen zuil, zodat wij alleen nog 'eigen' mensen ontmoeten, vreemd is aan deze opdracht. Soms zeggen wij het misschien te gemakkelijk: „in de wereld, maar niet van de wereld.” En ik kan me dan niet altijd aan de gedachte onttrekken dat het ”in” de wereld zijn maar hoogst betrekkelijk is bij velen. In hoeverre zijn wij echt in die wereld waarin wij leven? Dit is een fundamentele vraag, die dieper gaat dan de vraag hoever wij nog net kunnen gaan om vriendschappen te hebben met niet-gelovigen en of wij in een voetbalkantine gesprekken aan mogen knopen.

Delen wij het leven van mensen, zonder ons christen-zijn te verloochenen? Hierover zou nog veel te zeggen zijn, onder andere dat dit christen-zijn ook getoetst moet worden. In hoeverre is het een cultureel christendom, dat vooral de leefregels van een bepaalde groep uitdraagt en in hoeverre is het authentieke navolging van onze Heere, Die at en dronk met hoeren en tollenaars, hun leven deelde zonder hen gelijk te worden? Voorbeelden geven is altijd gevaarlijk, maar het omgekeerde ook. Dus: zijn christenen bijvoorbeeld actief in maatschappelijke (niet-christelijke) organisaties? Zitten zij in het bestuur van de woningbouwvereniging? Eten niet-christenen wel eens mee bij ons aan tafel? Kortom, merken onze medeburgers dat christenen betrokken zijn bij hun leven?

Niet afgrenzen
Christenen zijn niet van deze wereld. Christus bleef Zichzelf, ook toen hij de tafel deelde met zondaren. Maar niet-van-de-wereld-zijn begint niet bij het afgrenzen van ons leven en onze subcultuur met normen en ongeschreven regels. Het is een vrucht van de navolging. Anders-zijn is weliswaar ook een moreel anders-zijn, maar dat is niet het enige. Christenen zijn in de eerste plaats anders, omdat zij Christus en Zijn liefde tonen en uitleven.

De auteur is evangelisatieconsulent.