Opinie | 24 juni 2000 |
Te weinig bosDoor W. G. Hulsman De situatie is inderdaad vrij zorgwekkend, reageert L. Kuiper van de Stichting Bos en Hout uit Wageningen. De subsidiebedragen voor de boeren die bos willen aanplanten, zijn veel te laag. Ze blijven in de landbouw, omdat de subsidies daar veel hoger zijn dan voor de bosbouw. Dat zou moeten veranderen. Het grootste probleem voor de boeren is echter de waardedaling van de grond als ze hun land gaan volplanten met bomen. Landbouwgrond is zo'n 80.000 gulden per hectare waard, terwijl bosgrond 7000 tot maximaal 10.000 gulden per hectare opbrengt. Dus als een boer zijn land omzet in bosgrond is dat een forse kapitaalvernietiging voor hem. Dat zal hij niet zo snel doen. Daarom, er is meer nodig om de boeren over te halen, want daar komt bij dat de rendementen van bosteelt veel lager zijn dan van akkerbouw en veeteelt. Het duurt jaren voordat bomen volgroeid zijn en wat gaan opleveren. En de houtprijs is de afgelopen dertig jaar vrijwel gelijk gebleven. Rekening houdend met de inflatie betekent dat dus een forse vermindering van de opbrengst. Toch zijn er wel boeren die voor bosbouw kiezen. Daarbij speelt mee dat zij de grond niet graag verkopen, maar in de familie willen houden. Dan is bosbouw een goed alternatief. De overheid zou haar beleid intern wel beter moet afstemmen. Nu houden drie ministeries zich met bosbouw bezig. VROM wil zich met de plaats van de bossen bemoeien, Landbouw en Natuurbeheer heeft zijn belangen en Economische Zaken komt vooral op voor de houtverwerkende industrie. Heel verschillende dingen. Daar is niet makkelijk één beleid van te maken. Zo wil het ministerie van LNV dat boeren hun grond vooral omzetten in bosgebieden met een blijvende natuurwaarde en stimuleert het vooral de aanplant van langzaam groeiende bomen, zoals eiken en beuken. De Nederlandse houtverwerkers vragen echter om snel groeiende bomen, zoals populieren en naaldbomen. Geen zorgen heeft de woordvoerder van het ministerie van Landbouw en Natuurbeheer. Deze tijdelijke bossen staan los van de 75.000 hectare bos die aangelegd gaat worden in de komende 25 jaar. Die 75.000 hectare bos gaat over permanent bos. De subsidieregeling waar nu nog zo weinig belangstelling voor is, heeft betrekking op tijdelijk bos. Dat kan later weer worden omgezet naar landbouwgrond. Er zijn blijkbaar weinig boeren op de hoogte van deze regeling. We gaan uitzoeken hoe dat komt. De minister heeft de criteria voor deze subsidie inmiddels versoepeld. De subsidieaanvragen voor het beheer van natuurgebieden en landschap zijn daarentegen fors overvraagd. Even weinig zorgen maakt de Stichting Kritisch Bosbeheer zich. Voorzitter R. Lardinois van de stichting, die zich inzet voor zo natuurlijk mogelijke bossen: Ik maak altijd onderscheid tussen productie- en natuurbossen. We kunnen niet op één plek alles willen. Er zijn bossen en natuurgebieden die je rust moet geven, maar deze boeren proberen een inkomen uit de bossen te halen. Zij moeten daar op een bedrijfsmatige manier mee omgaan. Dat vraagt een heel andere aanpak. Overigens zijn de opbrengsten maar mager, soms zelfs onvoldoende om de kosten te dekken. Er bestaat ook geen gevaar voor toename van de onnatuurlijkheid door de verspreiding van zaden vanuit die aangeplante bossen. De bomen uit productiebossen zijn namelijk bijna allemaal klonen die onvruchtbaar zijn en zich dus niet via zaden verspreiden. Fiscale onduidelijkheid is volgens directeur G. R. van Woudenberg van de Federatie voor Particulier Grondbezit de hoofdreden dat boeren weinig belangstelling tonen om hun grond tijdelijk om te zetten in bos. En dat is essentieel voor de agrariërs. Ze weten nu niet waar ze aan toe zijn en hoe de regeling voor hen uitpakt. Er is wel veel belangstelling onder de agrariërs voor de subsidies die ze kunnen krijgen als ze landbouwgrond omzetten in permanent bos. De regeling voor blijvende bossen is veel aantrekkelijker dan die voor tijdelijke bossen. En we zien dat steeds meer agrariërs er voor kiezen groen ondernemer te zijn. Soms moeten ze wel, vooral in de gebieden waar de landbouw geherstructureerd moet worden. Agrarisch natuurbeheer is dan interessant. Bijna 75 procent van de Nederlanders wil dat bos (natuur), landbouw en recreatie samengaan en vindt dat de boer de meest aangewezen persoon is om het landschap te beheren. In Friesland is zelfs 92 procent van de bevolking voor de boer als beheerder van een gecombineerd natuur-, landbouw- en recreatiegebied. Dat vinden zij een betere optie dan dat de overheid landbouwgrond aankoopt om dat te laten veranderen in natuurgebied. Drie op de vier Nederlanders vinden het gewenst dat de agrariër door de overheid betaald wordt voor die inzet, zo blijkt uit de vorige week zaterdag gepubliceerde resultaten van een enquête onder de Nederlandse bevolking over de vraag hoe Nederland er in de toekomst ruimtelijk moet gaan uitzien. De enquête maakt deel uit van de actie Geef mij de ruimte. |