Opinie 15 juni 2000

Sportblessures

Stelling: Wie door het beoefenen van een gevaarlijke sport arbeidsongeschikt raakt, zou geen recht moeten hebben op een WAO-uitkering.

L. C. van Dijke,
RPF-fractie/ ChristenUnie:

„Mee eens. Eén verklaring voor het feit dat een welvarend en gezond land als Nederland met nog geen 16 miljoen inwoners bijna 1 miljoen arbeidsongeschikten heeft, is het ontbreken van het ”risque professionel” in ons systeem. Toen in 1967 de WAO in werking trad, werd daarmee afscheid genomen van het tot dan toe geldende onderscheid tussen sociale risico's en arbeidsongevallen of beroepsziekten. Sindsdien kreeg elke werknemer die arbeidsongeschikt werd een WAO-uitkering, ongeacht de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid. Nederland neemt hiermee –net als met het bijzonder hoog percentage arbeidsongeschikten– in Europa een uitzonderingspositie in.

In andere landen is het gebruikelijk dat werknemers die arbeidsongeschikt worden door oorzaken die buiten het werk liggen, daarvoor zelf financieel verantwoordelijk zijn. Zij dienen zich particulier te verzekeren voor risicovolle activiteiten in privé-tijd, zoals (winter)sport, discotheekbezoek (gehoorschade) en autorijden, die kunnen leiden tot arbeidsongeschiktheid. Uitgaande van de gedachte dat verantwoordelijkheden zo veel mogelijk op de juiste plaats moeten worden neergelegd, is er heel wat te zeggen voor deze benadering.

Een consequente toepassing daarvan zal er ook in ons land toe leiden dat het beroep op de WAO aanzienlijk zal afnemen. De premie zal daardoor kunnen worden verlaagd. Voor de duidelijkheid: de hoogte en de duur van de WAO-uitkering blijven onaangetast.

Bijkomend voordeel is dat werkgevers niet meer ten onrechte worden opgezadeld met een hoge premie als een arbeidshandicap van een werknemer volstrekt buiten hun schuld wordt veroorzaakt. Dat werkt enorm frustrerend voor werkgevers. Het vormt voor goedwillende werkgevers beslist geen stimulans voor een adequaat ziekteverzuimbeleid.

Als dit systeem in ons land een herkansing krijgt, moet duidelijk in de wet worden vastgelegd voor welke situaties de werknemers zelf verantwoordelijk zijn. In geval van twijfel lijkt het verstandig het huidige WAO-recht te handhaven. Daarmee kunnen allerlei ingewikkelde beroepszaken worden voorkomen.”

Agnes Jongerius,
federatiebestuurder FNV:

„Mee oneens. Weer laait de discussie op over een onderscheid naar oorzaak van arbeidsongeschiktheid. De laatste duit in dit overvolle zakje werd kortgeleden gedaan door minister Jorritsma, die vond dat sportblessures grotendeels uitgesloten moesten worden van verzekering.

De FNV is absoluut tegenstander van het bedoelde onderscheid.

Bij de invoering van de WAO in 1967 heeft de wetgever zeer bewust afgezien van het maken van een onderscheid naar de oorzaak van arbeidsongeschiktheid. Hiermee werd afscheid genomen van de daarvóór geldende Ongevallenwet, waar dit onderscheid wel een rol speelde. Principiële overwegingen speelden mee, maar vooral ook de slechte ervaringen met allerlei juridische procedures over de vraag wanneer er wel en wanneer er niet een relatie gelegd kon worden met het werk.

Sportblessures anders behandelen, leidt tot hetzelfde soort wantoestanden. Wie bepaalt wat een gevaarlijke sport is en wat niet? Als het erom gaat mensen aan te pakken die echt idiote risico's nemen, zijn daar ook nu al mogelijkheden voor. Er is een weigeringsgrond in de WAO voor het willens en wetens in gevaar brengen van de gezondheid.

Maar dan gaat het om extreme situaties en zo hoort het ook. Voorstellen zoals die van minister Jorritsma gaan voorbij aan het positieve effect van sport op de gezondheid en van de compensatie die ontspanning via sport kan bieden voor de stress die in het werk wordt opgebouwd. Als mensen zich gedwongen voelen af te zien van de wekelijkse pot voetbal of van het vaste rondje skaten of squashen, zou dat juist wel eens tot extra WAO-gevallen kunnen leiden.

Als we ergens geen behoefte aan hebben in de complexe problematiek van de WAO, is het aan dit soort gemakzuchtige en eenzijdige ideeën.”