Opinie 8 juni 2000

Europese federatie
het overwegen waard

Europa moet een federatie van staten worden, zo pleitte de Duitse minister van Buitenlandse Zaken J. Fischer kortgeleden. Oud-staatssecretaris van Europese Zaken dr. W. van Eekelen reageerde zaterdag in deze krant met gemengde gevoelens op het idee. Sander Luitwieler vindt het voorstel van Fischer echter het overdenken waard. Ook de kleine christelijke partijen zouden het idee van een Europese federatie moeten steunen, zo vindt hij.

Onlangs pleitte de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer voor de vorming van een Europese federatie. In dit artikel zou ik aandacht willen vragen voor de mogelijke bruikbaarheid van het federalisme voor de visie van de kleine christelijke partijen (RPF, SGP en GPV) op Europese integratie. Niet alleen Fischer, ook christelijke politici hebben naar mijn mening aanleiding na te denken over de mogelijkheid van een Europese federatie.

Wat is federalisme? De kern van het federalisme kan worden omschreven als de verdeling van macht tussen een centrale en een aantal regionale regeringen. Bij federalisme is sprake van twee bestuurlijke niveaus: het niveau van de centrale –of federale– regering en het regeringsniveau van de lidstaten die deel uitmaken van de desbetreffende federatie. Elk niveau beschikt op bepaalde beleidsgebieden over het alleenrecht tot wetgeving en is daarmee in een bepaalde mate onafhankelijk van het andere niveau. Landen met een federale staatsvorm zijn –bijvoorbeeld– Duitsland, Zwitserland en de Verenigde Staten.

Middenpositie
Gesteld kan worden dat een federatie zich bevindt in een middenpositie tussen twee extremen: aan de ene kant de confederatie en aan de andere kant de eenheidsstaat. In een eenheidsstaat is alleen de centrale regering onafhankelijk en zijn de andere autoriteiten aan haar ondergeschikt. In een confederatie bestaat de centrale regering slechts omdat de lidstaten haar laten voortbestaan en kan de centrale regering alleen dingen doen waarvan de lidstaten willen dat ze die doet.

Ik ben het dan ook niet eens met Van der Waal, oud-europarlementariër namens SGP/RPF/- GPV, die beweert dat het voorstel van Fischer gelijk kan worden gesteld aan een „centraal geleide eenheidsstaat” zoals hij in het Reformatorisch Dagblad van 23 mei zei. Dit berust op een –vooral ook binnen de kleine christelijke partijen– wijdverbreid misverstand aangaande het karakter van een mogelijke Europese federatie: het misverstand dat een Europese federatie gelijkgesteld moet worden aan een of andere Europese ”superstaat”, alsof in een ”federaal Europa” het Europese niveau volledig in de plaats komt van het nationale niveau van politieke besluitvorming en deze laatste vervangt.

Uitspraken zoals die van Van der Waal verraden een onbekendheid met wat het federalisme nu werkelijk inhoudt: een middenpositie tussen de confederatie en de gecentraliseerde eenheidsstaat. De kern van het federalisme is nu juist dat beide niveaus, in dit geval zowel het Europese als het nationale, een plaats hebben en een zekere mate van autonomie en onafhankelijkheid ten opzichte van elkaar bezitten. Het gaat om de verdeling van macht tussen het centrale en het regionale niveau. Sterker nog: het federalisme heeft zelfs als uitdrukkelijk doel te verzekeren dat een substantieel deel van de macht wordt uitgeoefend op het regionale niveau.

Publieke gerechtigheid
Alles goed en wel, maar waarom hebben RPF, GPV en SGP aanleiding om na te denken over een federale staatsvorm voor de Europese Unie (EU)? De vorming van een visie op Europese integratie dient mijns inziens plaats te vinden tegen de achtergrond van twee gegevens: aan de ene kant het (groeiende) belang van het Europese niveau (van politieke besluitvorming), aan de andere kant het blijvende belang van het nationale niveau binnen de EU en het proces van Europese integratie. Een manier om recht te doen aan het belang van beide niveaus is door middel van een federale staatsvorm. Er is dus empirisch gezien aanleiding om na te denken over de bruikbaarheid van het federalisme voor de politieke vormgeving van de EU. Immers, de kern van het federalisme is –zoals we zagen– de verdeling van macht tussen een centrale en een aantal regionale regeringen. Maar vooral ook uit normatief oogpunt, gezien het gedachtegoed van RPF, GPV en SGP, hebben deze partijen aanleiding om na te denken over de mogelijke bruikbaarheid van een vorm van federalisme voor hun visie op Europese integratie.

Zo zijn binnen het gedachtegoed van de RPF –maar ook GPV en SGP zullen zich hierin herkennen– publieke gerechtigheid en sociale rechtsstaat de kernbeginselen die gelden voor respectievelijk de overheid en de staat. In deze visie behoort publieke gerechtigheid het leidend beginsel te zijn voor elke overheid. Bij dit begrip –dat afgeleid is van het bijbelse gerechtigheidsbegrip– gaat het om de gedachte dat de overheid, staande in de dienst van God, geroepen is op het terrein van de staat –het publieke domein– recht en gerechtigheid te zoeken.

Wanneer dit beginsel radicaal wordt doorgevoerd, kan gesteld worden dat het niet alleen op het nationale niveau, maar ook op Europees (en mondiaal) niveau van toepassing is. Niet alleen een nationale overheid, ook een Europese overheid dient zich in haar handelen te laten leiden door de publieke gerechtigheid. Welnu, juist om het belang van het Europese politieke niveau te onderkennen en te integreren in de visie van RPF, GPV en SGP en tegelijkertijd het belang van het nationale politieke niveau (blijvend) aan te geven, zou een Europese federatie geschikt kunnen zijn voor het nastreven van recht en gerechtigheid op beide niveaus.

Sociale rechtsstaat
In de visie van RPF, GPV en SGP behoort de staat getypeerd te worden als een sociale rechtsstaat. Ook voor dit beginsel geldt dat het –wanneer het radicaal wordt doorgevoerd– niet alleen op het nationale niveau, maar ook op Europees (en mondiaal) niveau van toepassing is. Niet alleen een nationale staat, ook een Europese 'staat' (als verband binnen de Europese maatschappij) dient de kenmerken te vertonen van een sociale rechtsstaat.

Hierbij aansluitend kan gesteld worden dat het uit deze visie voortvloeit om ook op het Europese niveau democratie en parlementaire controle na te streven. Dit kan waarschijnlijk beter gerealiseerd worden binnen een Europese federatie dan binnen het huidige politieke systeem van de EU, dat meer als een confederatie kan worden gezien. Immers, in een confederatie, waarin de centrale instituties worden gevormd door vertegenwoordigers van de regeringen van de deelstaten, is het gevaar van een ”democratisch gat” groter dan in een federatie, waarin elk regeringsniveau direct wordt gekozen door de burgers van de federatie. Zo wordt macht verdeeld en gespreid tussen aan de ene kant het Europese niveau en het niveau van de lidstaten –dat van blijvend belang is– en aan de andere kant tussen de verschillende instituties op het Europese niveau. Op die manier kan door het creëren van ”checks and balances” binnen een Europese federatie worden voorkomen dat macht zich concentreert in de EU.

De gedachte van Fischer van een Europese federatie is dus zo gek nog niet. Ook RPF, GPV en SGP zouden er goed aan doen de mogelijkheid van een Europese federatie in overweging te nemen. Let wel, federaal in de eigenlijke zin van het woord: de verdeling van macht tussen het centrale (Europese) en het regionale niveau (niveau van de lidstaten), die een zekere mate van autonomie en onafhankelijkheid ten opzichte van elkaar bezitten en waarbij zelfs het uitdrukkelijke doel is, te verzekeren dat een substantieel deel van de macht wordt uitgeoefend op het regionale niveau, het niveau van de lidstaten van de EU.

De auteur studeert politicologie aan de Universiteit van Leiden.