Opinie3 juni 2000

Afscheidingsgeroffel
blijkt bescheiden

Door G. Roos
De hervormde synodepreses ds. B. J. van Vreeswijk verzuchtte recent „steeds nadrukkelijker afscheidingsgeroffel” te horen. De bezorgde voorzitter zag echter te veel leeuwen en beren.

En de ooit hoopvol klinkende stemmen dat door de schade van Samen op Weg waarheidlievende belijders zich eindelijk zouden kunnen verenigen, lijken steeds minder luid te klinken. Wat voortspruit uit 1834, 1840 of 1886 ziet zich immers geconfronteerd met zoveel besognes en zorgen in eigen huis dat enthousiasme of triomfalisme wel moet versterven. Afscheiding blijkt slechts een uiterste remedie.

Dat komt mede naar voren in de ”Nadere verantwoording inzake Samen op Weg” in De Waarheidsvriend, het orgaan van de Gereformeerde Bond. In dat stuk zette het hoofdbestuur vorige week zijn standpunt uiteen. Het bepleit in de kerk te blijven. Dat is roeping „tenzij de kerk een valse kerk is geworden of wij met de voluit gereformeerde prediking niet meer onze plaats kunnen innemen.” Zover is het nog niet, vindt het hoofdbestuur. De SoW-ontwerpkerkorde is een verzwakking van de kerkorde uit 1951. Maar de grondslag ervan is niet anders dan die van 1951. De Bond blijft niet dankzij, maar ondanks die nieuwe kerkorde op zijn post.

Terzake van de kerkorde is sprake van verschil tussen de Gereformeerde Bond en het Comité tot Behoud van de Nederlandse Hervormde Kerk. Het Comité wil dat hervormde gemeenten na de feitelijke vereniging van kerken onder de hervormde kerkorde kunnen voortbestaan. Dat komt dus neer op een eigen synode binnen de SoW-kerk. Een ambtelijke vergadering, gekozen door en uit de hervormde classes, met eigen verantwoordelijkheid en eindbevoegdheid die leer en leven betreffen. Het Comité acht het beslist nodig dat de hervormde synode blijft bestaan. „We mogen de gereformeerde kerk, die de Heere in ons land gegeven heeft, niet prijsgeven om een nieuwe, plurale kerk te beginnen.”

Enkele maanden geleden hield het Comité zijn derde bezinningsdag. Volgens een bericht in deze krant zei ds. R. van Kooten dat de vrees voor separatie in de Hervormde Kerk tot de verkeerde stelling heeft geleid dat afscheiding nooit zou mogen. Uitdrukkelijk zei het Comité echter tevens: „Wij willen geen revolutie of afscheiding, maar trouw blijven aan het fundament dat God aan Zijn kerk heeft gegeven.” Onzorgvuldig omgaan met de eenheid kwam als verantwoordelijkheid juist op de synodetafel te liggen. „Zult u de eenheid van de Hervormde Kerk breken om een eenheid met anderen te kunnen vormen?”

Er is verschil, maar ook een zekere mate van gelijkenis tussen de beide, bezorgde organisaties. Bij het 75-jarig bestaan van de Gereformeerde Bond verscheen een boek met de titel ”Beproefde trouw”. De Gereformeerde Bond blijft, tenzij de kerk tot valse kerk verwordt of de voluit gereformeerde prediking verbiedt. De keerzijde van blijven is gaan. Ook het hoofdbestuur –dat blijkt in de woorden „onze roeping blijft, tenzij...”– sluit zoiets kennelijk niet absoluut uit. Maar zowel het Comité als de Bond spreekt van trouw. Daarin valt duidelijk overeenstemming te herkennen. Het afscheidingsgeroffel blijkt erg bescheiden.

Er ligt inmiddels een boeiende vraag op tafel. Er is sprake van een breuk. Nog nauwelijks in de kerkelijke structuren. Maar in geestelijk opzicht. Waar ligt de verantwoordelijkheid daarvoor?

Enerzijds valt te zeggen dat het proces van de deconfessionalisering veel eerder op gang kwam dan dat van Samen op Weg. In het begin van de negentiende eeuw. Toen een verlicht despoot de belijdenis opzijschoof.

Anderzijds is ook waar dat ieder die het voortgaan van de destijds handen en voeten krijgende ontwikkelingen toestaat of bevordert daarvoor mede aansprakelijk is. Het is daarom op z'n minst merkwaardig dat de synodepreses het verzet tegen Samen op Weg als afscheidingsgeroffel betitelt.

Het gebruik van die term lijkt de verantwoordelijkheid bij de 'trommelslagers' te leggen. Dat kan niet. Zo'n handelwijze doet denken aan wat zich onder totalitaire politieke systemen wel eens afspeelt: iemand kan zijn hele gezin redden van de gevangenis, als hij toestemt om voortaan zelf een rol te spelen –bijvoorbeeld als geheim agent binnen zijn eigen werksfeer– ten dienste van het regime; of als hij bereid is om het christelijk geloof af te zweren. Dan schijnt de verantwoordelijkheid te liggen bij dat gezinshoofd. Hij kan gevangenschap voor de anderen verijdelen door toe te geven. Maar dat is een scheve voorstelling van zaken. De feitelijke verantwoordelijkheid ligt bij degene die de eisen stelt. En zo ligt ook de verantwoordelijkheid voor een ”breuk” of ”afscheiding” niet bij de Bond, bij bezwaarden, of het Comité, maar bij de hervormde synode.

Gods Woord en de gereformeerde belijdenis verplichten tot een duidelijk afwijzende houding ten aanzien van Samen op Weg. Voor verdergaande oecumenische besprekingen is geen plaats. Het blijkt echter voor voorstanders of meelopers moeilijk om de begeerte naar 'eenheid' prijs te geven. Het is moeilijk om zo'n besluit te nemen. Dat kan er gemakkelijk toe brengen anderen ten onrechte verantwoordelijkheid toe te schuiven voor een 'breuk'.

Het is niet verkeerd dat een synodepreses lucht geeft aan zijn zorg. Afkeer van afscheiding is begrijpelijk. Maar uiteindelijk heeft het woord wel een plaats in de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Het „ambt aller gelovigen” is, schrijft artikel 28, „volgens het Woords Gods, zich af te scheiden van degenen, die niet van de kerk zijn.”

De lang voor Afscheiding en Doleantie levende hervormde predikant Arnoldus van Rotterdam schreef dat Guido de Bres met deze woorden de Rooms-Katholieke Kerk op het oog had, „uit welks midden onze vaderen zijn uitgegaan om de afgoderij die daarin openlijk bedreven en gekoesterd wordt.” Afgoderij komt „drievoudig openbaar: in de missen, in het aanbidden der heiligen en in de beeldendienst.” Hij voegt erbij: „Ook dulden zij geen andere leer, dan die 's mensen geweten verbindt door leringen en geboden die van mensen zijn, buiten of tegen het gezonde Woord van God.” Er moet heel wat gebeuren, voordat christenen zich met een beroep op de belijdenis en het ambt aller gelovigen mogen afscheiden „van degenen, die niet van de kerk zijn.”

Wie scheiden zich trouwens feitelijk af? Degenen die zich steeds verder verwijderen van de gereformeerde belijdenis. Degenen die Samen op Weg koste wat het kost willen doorzetten. Wie een zwaar woord als ”afscheidingsgeroffel” hanteert, lijkt voorbij te gaan aan de vaststelling dat uiteindelijk degenen die zich verwijderen van de calvinistische confessie, zichzelf als separatisten openbaren.