Opinie 30 mei 2000

Herziene vertaling moet samengaan met ongewijzigde versie

Catechisanten stuiten
op taalbarrière

Onlangs verscheen in deze krant een bericht over een mogelijke revisie van de Statenvertaling. Ik doel hier op het besluit van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk. Dat heeft immers de eerste stap gezet op een pad dat uiteindelijk zou moeten leiden tot een revisie van de aloude Statenvertaling.

In het artikel op de pagina kerknieuws, waarin dit besluit werd gemeld, werd tevens een aantal predikanten gevraagd om een reactie. Overwegend waren de reacties zeer terughoudend, in ieder geval waar het de relevantie van een revisie betreft.

Het gaat mij er niet om te polemiseren ten opzichte van de meningen die in het genoemde artikel te lezen waren. Al moet wel gezegd worden dat ik mij in de reacties niet herkende. Daarom verbaasde ik mij wel bij het lezen van genoemde reacties.

Eigen situatie
Ik ben zelf van huis uit vertrouwd met de Statenvertaling. De Heere is door middel van deze vertaling Zijn wondere werk in mij begonnen en ik weet mij als predikant thuis in dat deel van de kerken dat zich vertrouwd weet met de Statenvertaling. (Dat betekent echter niet dat ik me slechts aan dat deel verbonden zou weten, maar met dat deel ben ik wel het meest vertrouwd.) Dit is uiteraard niet doorslaggevend voor het handhaven van een vertaling. Maar de wijze waarop de Heere ons land de Statenvertaling gaf en de geestelijke wijze waarop deze totstandkwam, doen mij wensen dat ook in de toekomst het Woord van God mag blijven klinken vanuit deze vertaling.

Met name in het catechisatielokaal merk ik echter dat het gebruik van de huidige Statenvertaling z'n moeiten geeft. Ik doel daarbij niet op de (on)geestelijke barrière die slechts door het werk van de Heilige Geest kan worden weggenomen bij onze gemeenteleden en jongeren, maar op de taalbarrière. Dat komt openbaar als ik de catechisanten zelf laat lezen. Maar het wordt nog schrijnender als ik ze vraag met eigen woorden te zeggen wat ze gelezen hebben. Woorden die voor mijn idee gesneden koek zijn, blijken dat voor hen allerminst te zijn.

Zulke ervaringen zorgen ervoor dat ik een revisie juist toejuich. Ik vertrouw deze ervaring toe aan het papier omdat ik door contacten met collega's de indruk heb dat ik niet de enige ben die deze moeite constateer. Ik prijs de collega's gelukkig die deze moeite niet kennen. Mij vergaat het echter anders.

Alternatieven
Goede alternatieven zijn op dit moment niet voorhanden. De zogenaamde Nieuwe Vertaling heeft z'n bezwaren en niet zelden zie je dan ook dat geruisloos is of wordt overgegaan op de uitgave van Het Boek. Los van het feit dat dit geen bijbelvertaling is, functioneert deze wel als zodanig in gezinnen waar voor die tijd de Statenvertaling op tafel lag. Deze ontwikkeling zal de vervreemding van de Statenvertaling slechts doen toenemen. Te vrezen valt dat in dit geval er niet alleen een taalvervreemding optreedt, maar dat er ook een 'geestelijke' vervreemding en verarming zal plaatsvinden. Dat willen we toch juist voorkomen?

In het artikel werd de ”editie 1977” genoemd, de zogenoemde ”Tukkerbijbel”. Ik heb alle waardering voor het werk dat toen is gedaan, met alle moeite die dat ook toen al gaf. Bij aanschaf van deze uitgave moest ik echter constateren dat de aanpassingen in deze editie zo beperkt zijn gebleven, dat we daar onze jongeren niet verder mee helpen. Er zijn ingrijpender wijzigingen nodig. Willen we onze jeugd ook in de toekomst laten opgroeien bij de Statenvertaling, dan is een revisie onontbeerlijk.

Om het lezen van de oudvaders te bevorderen worden deze, aangepast aan taal en spelling van onze dagen, opnieuw uitgegeven. Een loffelijk streven! Om het lezen van de Statenvertaling te bevorderen is een aanpassing aan de taal van 2000 gewenst. Overigens zonder dat aan de inhoud wordt getornd!

Grenzen
Het is bij een revisie de vraag hoe ver men moet gaan. Enerzijds kan men het laten bij het weghalen van de naamvallen: des, der en den. Menig predikant verandert dit al lezende reeds zelf. In dat geval denk ik dat alle werk overbodig is. Dan kan de ”editie 1977” volstaan. Het andere uiterste is dat men zelfs in de zinsopbouw gaat ingrijpen. Ik acht dat onwenselijk. Het gevolg is dan namelijk dat het gebruik van de gereviseerde versie niet kan samengaan met het gebruik van een ongewijzigde versie.

De revisie zal naar mijn overtuiging zo moeten plaatsvinden dat bij het lezen uit de gereviseerde versie ieder ander probleemloos mee kan lezen. Zo voorkom je dat er een nodeloze kloof ontstaat. Juist wanneer de revisie meelezen uit de ongewijzigde versie mogelijk maakt, zal dat het gebruik van de gereviseerde editie bevorderen. Er ontstaat dan geen kloof in de gemeente, zoals dat maar al te makkelijk met vertalingskwesties kan gebeuren.

Afwachten
Dat ik mij uitspreek ten gunste van het besluit van het hoofdbestuur, neemt niet weg dat een definitief oordeel pas gegeven kan worden bij het in handen hebben van het resultaat. Daarvoor is nog een hele weg te gaan. Ik hoop echter dat het niet een uitgave zal worden die slechts gedragen wordt door de Gereformeerde Bond, maar dat ook andere kerken die zich aan de Statenvertaling verwant weten, zullen mogen en willen aansluiten. Laat dit een werk mogen zijn dat boven de verdeeldheid uitstijgt. Het gaat toch om het Woord des Heeren. Om het Sola Scriptura van de Reformatie. De Heere geve dat ook in de 21e eeuw van de kerken in onze gezindte gezegd kan worden: „Want gij hebt kleine kracht en gij hebt Mijn Woord bewaard en hebt Mijn Naam niet verloochend”, Openbaring 3:8.

De auteur is christelijk gereformeerd predikant te Rijnsburg.