Opinie27 mei 2000

COGG ziet synodes
als struikelblok

Door G. Roos
„Laat de beide synoden elk de eigen kerkorde zo wijzigen, dat de plaatselijke kerkeraden bevoegd zijn een akkoord van samenleven en samenwerken te sluiten.”

Prof. mr. W. F. de Gaay Fortman sprak deze betekenisvolle woorden tijdens de historische bijeenkomst van ”de Achttien” op 26 mei 1962. Het congres vormde een belangrijke impuls voor wat uitmondde in het Samen-op-Wegproces. De hervormde en gereformeerde predikanten wilden „er voor oppassen energie te verbruiken aan het uitdenken van 'revolutionaire' plannen.” Maar zij vonden dat de synoden wel iets moesten ondernemen.

Bijna veertig jaar later klinken geluiden die aan deze daadkracht doen denken. Prof. dr. ir. E. Schuurman zei tijdens de landelijke conferentie van het Contactorgaan Gereformeerde Gezindte (COGG) te Putten: „Kerkelijke vergaderingen frustreren kerkelijke eenheid omdat ze kerkelijke orde willen creëren. Zo ontstaan starre, kille, centralistische organisaties, die willen heersen en niet dienen. Precies zoals organisaties in de wereld.”

Dat is een mond vol. Eenheid en orde schijnen in de kerk op gespannen voet met elkaar te staan. Een andere conclusie valt moeilijk te trekken. Frustreren is verijdelen of tenietdoen. Waarschijnlijk bedoelt de hoogleraar met kille, centralistische organisaties classicale vergaderingen en synodes. Dat ligt voor de hand. Kerkelijke organen schijnen dus –kort gezegd– schuldig aan oponthoud in de oecumene. ”De Achttien” uitten zich zo scherp niet. Maar met de voortgang van de tijd nam op alle terreinen des levens ook de radicaliteit toe.

Deze visie komt niet helemaal uit de lucht vallen. In november 1994 gaven ds. J. H. Velema en K. Bokma als bestuursleden in een vraaggesprek met het Reformatorisch Dagblad toelichting op de veranderde werkwijze van het COGG. Citaat uit de aanhef: „Al die synodes werken niet. We moeten het grondvlak mobiliseren.” Dat leverde kennelijk felle reacties op. Want in oktober 1996 verklaarde een van beiden in een lezing voor het CSFR-dispuut Yir'at Adonay in Groningen „dat de fiolen van de toorn over mijn hoofd werden uitgestort. Schande. Zulke ambtsdragers tasten het gezag van de synode aan.” En dat was vanzelfsprekend hun bedoeling niet.

Opmerkelijk is ondertussen dat deputaten van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in oktober 1998 te kennen gaven een nieuw, interkerkelijk overlegorgaan te willen. Omdat het COGG hen „veel te vrijblijvend” is. Zij struikelen over de deelname van de synodaal gereformeerden in het COGG. Terwijl een ander er op persoonlijke titel in zit. Op wiens gezag handelt het COGG eigenlijk, zo lijken de vrijgemaakte deputaten te vragen.

Het ontbreken van door de kerk meegegeven bevoegdheid zou weleens tot –overigens zeer begrijpelijke– gevoelens van machteloosheid kunnen leiden. En protest tegen „starre, kille” organisaties zou daarvan –en ook dat is verstaanbaar– een wanhopige uitdrukking kunnen vormen.

Prof. Schuurman benadrukte in Putten dat „de christelijke gemeente allereerst plaatselijk is.” En dat „levend vanuit Jezus Christus, de Waarheid en het Leven, en geleid door de Heilige Geest, belijdenisgeschriften soms gerelativeerd, soms vernieuwd, aangevuld en versterkt worden.” Die gedachte lijkt ook in de Nederlands Gereformeerde Kerken enigszins gestalte te krijgen. „Je kunt er eens iets nieuws beginnen, je kunt sterk van mening verschillen, ook op politiek terrein, maar dan word je niet buitengesloten”, zo schreef ooit ds. A. H. Algra, toen te Maassluis, anno 1984 in een brochure voor de jeugd.

Met de hoogleraar valt te onderkennen dat iedere plaatselijke gemeente in essentie een volledige en ware kerk is. Toch kent de autonomie van een lokale gemeente grenzen. En de confessie laat zich zomaar niet wijzigen. Het „voor vast en bondig houden” van door een ”meerdere vergadering” genomen besluiten –die formulering gebruikt artikel 31 van de Dordtse Kerkorde (DKO)– komt niet willekeurig uit de lucht vallen. De kerk van de Reformatie waakte tegen afwijking van de rechte leer. Omdat zoiets gemakkelijk leidt tot een los of eigenzinnig leven.

Kinderen in een groot gezin hebben een zekere mate van individuele vrijheid. Toch horen ze zich gezamenlijk te houden aan de regels van het 'ouderlijk' huis. Zij lopen voortdurend en met verdriet tegen de in hun ervaring onaangename beperkingen op. Maar die dienen in feite tot hun welzijn. En de orde in het gezin frustreert en verijdelt de eenheid niet. Zij onderstreept die juist. Die beide gaan hand in hand. Hoewel doorgaans met vallen en opstaan.

Het lijkt nogal kort door de bocht om kerkelijke vergaderingen en kerkelijke orde te diskwalificeren indien een afzonderlijk lid van het huisgezin van de kerk, of een groep binnen die gemeente –zich daarbij beroepend op het Woord van God– zijn zin niet kan krijgen. De cultuur waarin christenen leven, oefent toch ook haar invloed op hen uit? Het individualisme gaat kerk en consistorie immers evenmin voorbij? Is er niet een nieuw soort independentisme aan het groeien? De kerk heeft juist orde en duidelijk –in overeenstemming met Schrift en belijdenis– sprekende kerkelijke vergaderingen nodig om de eenheid te bewaren.

NRC Handelsblad schreef vorig jaar klip en klaar in een artikel over enkele maatregelen van de onderwijsinspectie: „De leraar heeft geen gezag meer.” Dat typeert onze maatschappij. Er is iets veranderd. En daarom gaat ieder zijn eigen, individualistische weg.

De Franse filosoof J. F. Lyotard betoogt in ”Het postmodern weten” dat uit de ontbinding van de ”grote vertellingen” „volgt wat sommigen analyseren als het uiteenvallen van het maatschappelijk verband en de overgang van de sociale groepen tot een massa bestaande uit individuele atomen.” Dit individualisme voert tot het ”supermarktmodel”.

Zo komt dr. G. Dekker ertoe in zijn recente publicatie ”Zodat de wereld verandert” te pleiten voor reorganisatie van de kerk. Hij adviseert de kerken zich op regionaal niveau te organiseren. Binnen die regio's zou dan een gevarieerd aanbod aan kerkdiensten moeten komen die recht doen aan de ”grote verscheidenheid aan geloofsbeleving.”

Ik ben ervan overtuigd dat de participanten in het COGG doorgaans niets willen weten van deze opvatting over kerk zijn. Maar dan is het geboden om genuanceerd te spreken. Want heel gemakkelijk volgt anders vereenzelviging met een docent van de Hogeschool Windesheim die ergens in 1998 tijdens het congres ”Kansen voor kerken” zei dat uitsluitend de afgevaardigden geïnteresseerd zijn in het werk van een synode waarvan de uitspraken volgens hem „als ballast overboord” moeten.

Zijn het de synodes die in hun zucht tot orde eenheid verhinderen? Of ontbreekt de ware geestelijke eenheid waardoor de orde niet totstandkomt?