Opinie20 mei 2000

Autodieven

Door E. de Frel
Autodieven en vechtersbazen die regelmatig in herhaling vallen, moeten op werkdagen van negen tot vijf of tijdens de weekwisseling de cel in. Zij kunnen dan gewoon deelnemen aan het sociale leven en zullen zo minder snel in herhaling vallen. Helpt deze vorm van straf niet, dan volgt een 'echte' opsluiting. Met dat plan kwam de Britse minister van Binnenlandse Zaken J. Straw deze week. Hoe vrij zijn Nederlandse gevangenen?

• J. C. Buttinger, persofficier van justitie in Zutphen: „Eigenlijk hebben we al zoiets in Nederland. We hebben de open en de halfopen inrichtingen, waarbij gedetineerden meer vrijheden krijgen. Ik vind dat zo'n open opsluiting alleen voor mag komen bij mensen die geen gevaar zijn voor de maatschappij. Verder moet er natuurlijk ontzettend goed gecontroleerd worden. Zodra de desbetreffende gevangene weer op een misdaad of overtreding betrapt wordt, moet-ie weer heel snel terug naar de gesloten inrichting. Het betreft hier wel een gefaseerde detentie; dat wil zeggen dat de gevangene pas in de laatste fase van zijn verblijf in een dergelijke open inrichting geplaatst mag worden.”

• W. Kok, persvoorlichter bij het ministerie van Justitie in Den Haag, vult aan: „Bij open inrichtingen kunnen de gedetineerden overdag gewoon werken en bijvoorbeeld de toekomstige huisvesting regelen. 's Avonds slapen ze in de inrichting. Uiteraard krijgen deze gevangenen begeleiding van de inrichting en de reclassering. Er zijn wel criteria aan verbonden; zo moet de gevangene in ieder geval in de laatste fase van de opsluitingstijd zitten en moet hij of zij goed gedrag ten aanschouwen hebben gegeven. Het is duidelijk een kwestie van resocialiseren, waarbij de gevangenen naarmate de vrijlating nadert steeds meer vrijheden krijgen om zich voor te bereiden op de terugkomst in de samenleving. Het maakt niet uit of het een inbreker of een moordenaar is: iedereen die een goed gedrag laat zien, kan de laatste maanden van het gevangenisverblijf in een open inrichting doorbrengen.”

• C. J. van Paridon, chef recherche in Rotterdam, vindt resocialisering een mooi fenomeen, mits het aan een aantal voorwaarden voldoet. Allereerst moet de intentie van justitie goed zijn. „Als het niet uit humaniteit is en alleen om het tekort aan bewakers te compenseren of als het een verkapte bezuiniging is, dan kan het plan wat mij betreft meteen de prullenbak in. Verder moet het uiteraard alleen gebeuren bij gevangenen die een lange straf achter de rug hebben. Wanneer iemand zes maanden gevangenisstraf krijgt, hoeft hij niet geresocialiseerd te worden. En er moet vooral gekeken worden of het desbetreffende individu aan zo'n behandeling toe is. Er zullen vast veel gedetineerden zijn die niet met zo'n vrijheidstoename om kunnen gaan en die toch terugvallen in hun oude, misdadige patroon. Anderen hebben sowieso niets aan een gevangenisstraf. Vooral jongeren komen er slechter uit dan ze erin gaan. Zulke mensen moeten vooral goed begeleid worden: reclassering en controle. Dit soort straffen moet per individu bekeken worden.”

Bij misbruik van de gegeven vrijheid moet de gedetineerde direct weer terug in de gesloten inrichting, vindt Van Paridon. „Zodra een wetsovertreder vermindering van straf krijgt, moet streng gecontroleerd worden of die persoon geen misbruik maakt van zijn vrijheden.”

• J. F. van Huet is algemeen directeur van het huis van bewaring Overamstel (Bijlmerbajes) en voorzitter van de VDPI, de Vereniging van Directeuren van Penitentiaire Inrichtingen. „Bij een halfopen inrichting komen alleen zelfmelders; dat zijn mensen die na hun arrestatie weer naar huis gestuurd worden en daarna een brief thuiskrijgen of ze zich willen melden voor hun veroordeling. Als ze zich dan melden, zitten ze hun gevangenisstraf uit in een halfopen inrichting. Melden ze zich niet, dan worden de gearresteerd en krijgen ze een gevangenisstraf in een gesloten inrichting. Ongeveer de helft meldt zich, de rest snijdt zich aardig in de vingers door niet op te komen dagen. In de zomer blijven er meestal meer weg dan in de winter. Zelfmelding doen we echter alleen als er geen preventieve hechtenis in het huis van bewaring nodig is en als de gevangenisstraf niet hoger dan vier jaar is.”

„Open inrichtingen werken erg goed; sommige gedetineerden krijgen de baan die ze in de week hebben later voor vast. Dan weet je dat de resocialisatie goed verlopen is. Deze inrichting is uiteraard niet uit bezuiniging of gebrek aan cellen in het leven geroepen; het is uit puur ideologische motieven gedaan.”

• E. Hoos, ex-gedetineerde en voorzitter van de stichting Themis (hulp voor (ex-)gedetineerden): „Iedere gedetineerde zou de laatste drie maanden in resocialisatie moeten. Je moet gewoon weer voorbereid worden op de samenleving.” Wat Hoos betreft is de langste gevangenisstraf één jaar. „Dan weet je ondertussen wel dat je iets fout gedaan hebt; daarna kan een programma met een alternatieve straf ontworpen worden, individugericht. En de mensen die aanslagen op lijf en leven doen, zoals verkrachters en moordenaars, mogen eigenlijk nooit meer vrijkomen.

Zedendelinquenten zijn een groep apart; daar kun je met een gevangenisstraf weinig tegen doen. Dat is hun geaardheid, bijvoorbeeld pedofilie, en dat moet je anders aanpakken. Het beste kun je dat uit het strafrecht halen. Want het strafrecht is juist een belemmering voor het geven van een werkelijk levenslange straf.”