Opinie 13 mei 2000

Nieuwe militaire doctrine als afronding van het veiligheidsbeleid

Ruslands heimwee
naar grandeur

Op 21 april heeft waarnemend president van de Russische Federatie Vladimir Poetin met decreet nr. 706 de nieuwe Russische militaire doctrine bekrachtigd.

De ontwerptekst van deze doctrine was al in september 1999 goedgekeurd door het hoogste orgaan van het Russische ministerie van Defensie en in oktober vrijgegeven voor publicatie. Op 4 februari werd de ontwerptekst aangenomen door de Russische Veiligheidsraad, de belangrijkste instelling op het gebied van nationale veiligheid. Vervolgens werd deze tekst, voorzien van opmerkingen en aanvullingen, voorgelegd aan de president. Waaruit bestaat deze doctrine en welke waarde moeten wij in het Westen daaraan hechten? Is de dreigende taal van de doctrine bedoeld voor het verwerven van binnenlandse steun of moeten we deze verontrustende uitlatingen serieus nemen?

Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in december 1991 werd de Russische Federatie de belangrijkste opvolgerstaat. Rusland zou moeten beschikken over een politieke strategie waarmee het nationaal veiligheidsbeleid werd bepaald en een militaire doctrine die een leidraad moest zijn voor de militaire dimensie van het veiligheidsbeleid. De politieke strategie zou pas in 1997 voor het eerst worden vastgesteld met een nationaal veiligheidsconcept. Vanaf 1993 beschikte Rusland al wel over een militaire doctrine, die werd herzien van 1997 tot 1999.

Volgens kolonel-generaal Manilov, eerste plaatsvervangend chef van de Russische Generale Staf en werkvoorzitter van de interdepartementale doctrinecommissie, vormt de nieuwe militaire doctrine de afronding van de doctrinaire opbouw die in 1993 een aanvang heeft genomen met de aanvaarding van ”Fundamentele uitgangspunten voor een militaire doctrine”.

Recente ontwikkelingen, zoals die op de Balkan en in de Kaukasus, zouden volgens Manilov de voltooiing vereist hebben van het werk aan een nieuwe militaire doctrine. Hiertoe had president Jeltsin ruim twee jaar daarvoor de opdracht gegeven. Op 29 september 1999 werd de ontwerptekst van de nieuwe militaire doctrine door het ministerie van Defensie goedgekeurd. Een week later werd op 5 oktober de ontwerptekst van de herziene Russische politieke strategie, het nationale veiligheidsconcept, goedgekeurd door de Russische Veiligheidsraad. Deze raad is het belangrijkste orgaan voor de nationale veiligheid en bestaat onder meer uit de president, de ministers van Defensie, Buitenlandse en Binnenlandse Zaken en de hoofden van de veiligheidsdiensten.

Inhoud
De Russische militaire doctrine 1999 is een leidraad voor alle strijdkrachten van de Russische Federatie. Het is een interservice- en interdepartementale leidraad voor de aansturing van het Russische militaire vermogen. De doctrine geeft dus richting aan de verschillende krijgsmachtdelen van het ministerie van Defensie, maar ook aan de strijdkrachten van de andere 'machtsministeries', zoals de Binnenlandse Troepen van het departement van Binnenlandse Zaken en de Grenstroepen van de Federale Grensdienst. De doctrine wordt onderverdeeld in militair-politieke, militair-strategische en militair-economische grondslagen.

De actuele militair-politieke toestand wordt in de nieuwe militaire doctrine als volgt beschreven. Er is sprake van een potentieel aan externe en interne bedreigingen voor de militaire veiligheid van Rusland en dit aantal neemt op een aantal terreinen toe. De militaire doctrine ziet het aanwenden van militaire kracht, zonder goedkeuring van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN), als een fundamentele destabiliserende factor in de internationale politiek. Expliciet worden als externe dreigingen voor Rusland beschouwd: inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Rusland, pogingen om Rusland buitenspel te zetten in de internationale politiek, het tegengaan van de versterking van Ruslands internationale positie, de uitbreiding van militaire blokken en bedreiging van de belangen van Russische burgers in het buitenland. De belangrijkste interne dreigingen worden gevormd door het optreden van extremistische, nationaal-etnische, religieuze, separatistische en terroristische bewegingen, dat gericht is op aantasting van de eenheid van de Russische staat en strijdkrachten.

Als reactie op de bovenstaande dreigingen beschikt Rusland volgens de militaire doctrine over voldoende militaire middelen, waaronder een kernwapenarsenaal. Kernwapens dienen als afschrikking tegen agressie met NBC-wapens, maar ook tegen grootschalige conventionele agressie in kritieke situaties voor de nationale veiligheid van Rusland en zijn bondgenoten.

Conclusies
Zonder expliciet de Verenigde Staten van Amerika en het NAVO-optreden in Kosovo te vermelden, zijn de verwijzingen in de nieuwe militaire doctrine naar dominantie van één supermacht, inzet van militair vermogen zonder goedkeuring van de VN, het buitenspel zetten van Rusland in de internationale arena en de uitbreiding van militaire blokken glashelder. Deze doctrine draagt, in tegenstelling tot de doctrine van 1993, een onverholen antiwesters karakter.

Deze koerswijziging van het Russische buitenlands beleid wordt ook bevestigd in de tekst van het nationaal veiligheidsconcept, waarin bovenstaande beschuldigingen worden herhaald, waarbij ditmaal de vermeende ”dominantie door westerse landen onder leiding van de Verenigde Staten” wel specifiek wordt genoemd. Westerse dominantie wordt nu, net als ten tijde van de Sovjet-Unie, weer als voornaamste bedreiging gezien. Ontwikkelingen binnen de NAVO, zoals de uitbreiding naar het oosten, het optreden in Kosovo en de inhoud van het NAVO Strategisch Concept 1999, liggen waarschijnlijk hieraan ten grondslag. Het oude (Sovjet?) militaire denken lijkt dus weer de overhand te hebben gekregen, in ieder geval in de militaire top.

De militaire doctrine is door de top van het ministerie van Defensie geaccordeerd en bekendgemaakt voordat het herziene nationale veiligheidsconcept door de Russische Veiligheidsraad was goedgekeurd. Dit mag een vreemde gang van zaken genoemd worden. Daar waar de doctrine toch een afgeleide behoort te zijn van de politieke strategie, had vaststelling van het nieuwe nationaal veiligheidsconcept voorafgaande aan die van de nieuwe militaire doctrine meer voor de hand gelegen.

Verder is het opvallend dat de Russische Veiligheidsraad niet wordt genoemd in de opsomming van bevelvoering over de strijdkrachten. Het is onbestaanbaar dat een dergelijke essentiële instelling ontbreekt in de hiërarchie van de aansturing van de strijdkrachten. De strijdkrachten van de andere machtsministeries, zoals Grenstroepen en Binnenlandse Troepen, worden wel genoemd bij de verschillende niveaus van aansturing van de militaire veiligheid van Rusland. Maar expliciet wordt gesteld dat de strijdkrachten van het ministerie van Defensie de kern vormen van de Russische militaire organisatie.

Gezien het bovenstaande lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat deze doctrine tot doel heeft de invloed van het ministerie van Defensie en zijn troepen te versterken, ten koste van andere instituties en respectievelijke troepen, zoals de Russische Veiligheidsraad, het ministerie van Binnenlandse Zaken en de Federale Veiligheidsdienst.

Kernwapens
Op diverse plaatsen in de doctrine wordt de essentiële rol van kernwapens benadrukt. De aandacht voor de eventuele inzet van nucleaire wapens is buiten proporties. Dit heeft waarschijnlijk alles te maken met de huidige lage gevechtsgereedheid van de Russische conventionele strijdkrachten. De overdreven aandacht voor kernwapens moet dit wellicht compenseren en dient waarschijnlijk ook om de positie van Rusland in de internationale politiek te accentueren.

In de nieuwe doctrine wordt het karakter van een intern conflict beschreven en hoe dit kan worden opgelost, door de vorming ad hoc van gezamenlijke strijdkrachten, dus afkomstig van het ministerie van Defensie en van de andere machtsministeries, onder een overkoepelende bevelvoering. Dit is duidelijk een ”lesson learned” van de eerste oorlog in Tsjetsjenië (1994-1996), waarbij de coördinatie en afstemming tussen krijgsmachtdelen van het ministerie van Defensie onderling en tussen de strijdkrachten van de verschillende machtsministeries in hoge mate tekortschoot. Centraal staat bij de aanpak van een intern conflict de vernietiging van ”bandieten en terroristische groeperingen”, zoals de Tsjetsjenen ook in de Russische pers consequent worden aangeduid.

De opmerkingen in de doctrine over de bescherming van de belangen van Russische minderheden in het buitenland en de stationering van Russische troepencontingenten in het buitenland, lijken moeilijk verenigbaar met het herhaaldelijk als defensief betitelde karakter van de doctrine. Zo behoudt Rusland zich het recht voor, om indien nodig, op te treden in voormalige Sovjetrepublieken, waar vele miljoenen Russen woonachtig zijn. De vermelding van ontplooiing van troepen in het buitenland lijkt een rechtvaardiging te zijn van een reeds eerder ingezette ontwikkeling om invloed te behouden in bepaalde regio's; zo heeft Rusland momenteel strijdkrachten gestationeerd in Armenië, Georgië en Moldova.

Invloed
Gezien de tekstuele nadruk in de doctrine van de rol van het ministerie van Defensie en zijn troepen, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de militaire top een behoorlijke invloed heeft weten te verkrijgen op het beleid van het Kremlin. Momenteel is president Poetin nog afhankelijk van het leger in zijn strijd tegen Tsjetsjenië, die nauw samenhing met zijn verkiezing tot president. Het is niet ondenkbaar dat na het conflict in Tsjetsjenië Poetin de versterkte positie van het departement van Defensie zal trachten terug te brengen en dat de toegezegde verhoging van het defensiebudget spoedig zal zijn vergeten.

President Poetin heeft in februari NAVO-secretaris-generaal Robertson vriendelijk ontvangen in het Kremlin en heeft kort daarop de samenwerkingsverbanden met dit bondgenootschap, die sinds het conflict in Kosovo waren opgeschort, hersteld. Verder lijkt er iets moois op te bloeien in de relaties tussen Poetin en de Britse premier Blair. Dit alles wijst op een pragmatische en gematigde koers van Poetin tegenover het Westen. Tegelijkertijd lijken de touwtjes binnen Rusland aangetrokken te worden, waarbij functionarissen van de veiligheidsdiensten sleutelposities gaan innemen om politiek en media onder controle te houden.

De conclusie ligt voor de hand: eerst de zaken in eigen huis op orde brengen en tot die tijd een rustige koers varen in de internationale politiek. Tegelijkertijd valt in de doctrine een duidelijke hunkeren te constateren naar herstel van de grandeur van het groot-Russische imperium. Maar Russische politiek is niet te doorgronden met een westerse bril. Poetin is een onberekenbaar man, met wie Ruslandkundigen geen raad weten. Zijn langdurige loopbaan in de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is zeker van invloed op zijn denken en doen. Vooralsnog is geen conditionele voorspelling te doen welke consequenties de nieuwe militaire doctrine zal hebben voor het Westen. Het is nu nog te vroeg om een gefundeerde aanname te doen over de toekomstige richting van het Russische veiligheidsbeleid.

De auteur is Ruslandkundige en docent internationale betrekkingen bij de vakgroep militaire operationele wetenschappen van de Koninklijke Militaire Academie.

Een uitgebreid artikel over dit onderwerp verschijnt binnenkort in ”Atlantisch Perspectief”, tijdschrift van de Atlantische Commissie te 's-Gravenhage.