Opinie 4 mei 2000

Monumenten zijn
niet toereikend

Veel Nederlanders zullen vanavond richting een van de monumenten ter herinnering aan de Tweede Wereldoorlog trekken. Om daar de gevallenen te herdenken. Monumenten zijn echter niet meer van deze tijd en geven vaak een ongenuanceerd beeld van de historie, vindt prof. dr. P. C. Emmer. Via nieuwe technieken kunnen we beter herdenken.

Het bezoeken van monumenten is meestal een teleurstellende ervaring. De reisgidsen dwingen de toerist ze te bekijken, en gehoorzaam als ik ben, heb ik langgeleden in Parijs met gevaar voor eigen leven de vele auto's getrotseerd om een bezoek te brengen aan de Arc de Triomph. Daarop bleek slechts een zeer selectief rijtje veldslagen te zijn aangebracht, alsof de Fransen alleen maar oorlogen gewonnen hadden.

Ook het Nationaal Monument op de Dam kent zo'n beperking: over de periode 1940-1945 leer je daar alleen dat er toen veel mensen in Nederland een gewelddadige dood zijn gestorven. Bovendien was een bezoek aan het Amsterdamse monument jarenlang geen pretje. In de jaren zestig en zeventig leek wel of alle landen van de wereld er hun jongeren naartoe hadden gestuurd om uitgerekend daar te slapen en te zitten, om van andere activiteiten maar te zwijgen.

Geen nuances
Is het niet langzaamaan tijd ons eens af te vragen of het oprichten van monumenten nog wel van deze tijd is? Een monument kent immers talloze beperkingen, omdat het maar op één plaats kan staan en slechts één boodschap kan overbrengen.

Als voorbeeld wijs ik op de vele herinneringstekens ter nagedachtenis van de uit Nederland weggevoerde Joden. Die monumenten kunnen niet meer vertellen dan dat de bezetter de schuld was van deze daad. De geschiedenis van de jodenvervolging is echter veel gecompliceerder, omdat er ook Nederlandse gemeenteambtenaren, politiemensen en spoorwegpersoneel bij de voorbereiding en de uitvoering van de deportaties werden ingeschakeld. Die nuance kan een monument nooit uitdrukken, terwijl het bij een herdenking –ook op 4 en 5 mei van dit jaar– niet meer zo zinvol is om steeds maar weer de schuld bij de bezetter te leggen –dat weten we nu wel–, maar eens stil te staan bij de dilemma's waarmee Nederlanders toen werden geconfronteerd.

Slavernij
Eenzelfde probleem zal zich voordoen bij de realisering van het monument ter nagedachtenis van slavenhandel en slavernij. Betaalt de Nederlandse regering de kosten van dit gedenkteken, dan maakt zij daarmee duidelijk dat zij de handel in en het gebruiken van slaven alsnog afkeurt. Anno 2000 is dat een niet erg opzienbarende geste. Bovendien zou een antislavenhandelmonument de indruk kunnen wekken dat alleen de Nederlanders slaven hebben vervoerd en in bezit hebben gehad. Dat klopt niet: behalve Engelsen, Fransen, Amerikanen en Portugezen hebben ook de Afrikanen en de Aziaten zich daaraan schuldig gemaakt. Dat verhaal is veel te gecompliceerd voor een stuk steen, een plaquette of een beeld.

Geen wonder dat monumenten soms door de geschiedenis worden ingehaald. Denk eens aan alle Marx- en Lenin-monumenten in Oost-Europa, die na 1989 met bekwame spoed zijn weggehaald, of aan de monumenten voor Van Heutsz en Jan Pieterszoon Coen, die in Indië anders zijn opgetreden dan we vandaag graag hadden gezien. Hun standbeelden zijn wel niet opgeruimd, maar in de roerige jaren zestig wel door menige verfkwast onder handen genomen.

Monumenten kunnen ook verwarring zaaien, zoals de fraaie, non-figuratieve sculptuur langs de Taag in Lissabon. Oorspronkelijk was dat gedenkteken ontworpen om de Portugese soldaten te eren die gevallen waren tijdens de slepende dekolonisatieoorlogen in Mozambique en Angola. Na de Anjerrevolutie in 1975 werd besloten dit monument op te dragen aan de Afrikaanse slachtoffers van dezelfde oorlogen, en thans biedt het bordje ”voor de gevallenen overzee” het gedenkteken aan beide partijen aan.

Daar komt nog bij dat een monument lang niet altijd op een vanzelfsprekende plaats is neergezet. Wist u dat de meest indrukwekkende monumenten ter nagedachtenis van de holocaustslachtoffers in Israël en Washington staan en niet in Duitsland, Oostenrijk of in een van de vernietigingskampen? En Hansje Brinker staat in Spaarndam, waar nooit een dijk is doorgebroken.

Nieuwe herdenkplaatsen
Kortom, reden genoeg om nog eens na te denken of we ons belangrijke gebeurtenissen nog wel door middel van een monument, eventueel aangevuld met een jaarlijkse kranslegging, moeten blijven herinneren.

Een praktische bezwaar is nog dat verscheidene nieuwe gedenktekens zo kwetsbaar blijken te zijn, dat de eerste de beste vandaal er met een eenvoudige hamer snel een puinhoop van kan maken.

Nodig is een monument niet meer, omdat er de laatste decennia een hele reeks aan mogelijkheden is bijgekomen om het grote publiek opmerkzaam te maken op gedenkwaardige gebeurtenissen uit het verleden zoals tentoonstellingen, radio, televisie, video en internet. Deze nieuwe middelen maken het mogelijk het hele verhaal te vertellen en bovendien dat aan te passen aan de meest recente inzichten.

Eén probleem blijft over: het leggen van een krans bij een monument lijkt me makkelijker dan bij een internetsite.

De auteur is hoogleraar geschiedenis van de Europese expansie aan de Universiteit Leiden.