Biografie vanuit bewondering schrijvenDe hedendaagse methode van geschiedschrijving geeft te vaak een eenzijdig beeld van betekenisvolle, historische personen. Biografen leggen een accent op de duistere en alledaagse kanten van die personen, maar geven geen inzicht in de geestelijke betekenis van die figuren, vindt dr. O. W. Dubois. Het sympathiek getoonzette interview Een leven van verborgen verdriet in de krant van 12 april van redacteur Spruyt met Michel van der Plas naar aanleiding van diens biografie van Anton van Duinkerken heb ik met veel waardering gelezen. Van Duinkerken is een figuur die ook door protestanten gewaardeerd kan worden. Over de grenzen van tijd en kerk heen kan hij ons een broeder in Christus zijn. Met Kerst lees ik altijd weer graag zijn gedicht De herders: Omdat eenvoudigen verstaan Wat door geen ingewikkeld zoeken, Noch lezen in geleerde boeken Begrepen wordt of nagegaan, Zijn herders toen in uwen stal Geknield en hebben u aanbeden: Dit is tweeduizend jaar geleden En nog weet elk het overal. Geen mens heeft ooit hun naam gemeld, De rest van hun onschuldig leven Is door geen wetenschap beschreven, Wordt slechts aan kinderen verteld. Getroffen was ik door de woorden van Van der Plas over zijn vermogen tot verwondering en bewondering en ik kan het hiermee volkomen eens zijn. Hedendaagse literatuurgeschiedschrijving bij dit laatste valt onder andere te denken aan biografieën over figuren als Van Eeden en Henriette Roland Holst mist dat inderdaad heel vaak. Daardoor blijft werkelijk inzicht in de geestelijke betekenis van de beschreven figuren, waarvan met voorliefde en uitvoerig de duistere en triviale zijden worden beschreven, achterwege. En de lezer vraagt zich uitgeput door de vloed aan details aan het einde af wat nu de motieven van de biograaf zijn geweest. In ieder geval weinig of geen bewondering en liefde. En de lezer blijft daardoor koud en onvoldaan achter. Puchinger Terecht wordt in het artikel Puchinger aangehaald; als weinig anderen wist hij zonder in verafgoding van mensen te vervallen te waarderen en te bewonderen en had hij oog voor culturele en geestelijke kwaliteit van mensen in en buiten eigen kring. Ik verwijs hiervoor naar zijn bundels Ontmoetingen met historici (1979), Ontmoetingen met theologen (1980) en Ontmoetingen met Nederlandse literatoren (1982). Iemand die dat vermogen tot bewondering eveneens in bijzonder grote mate bezat was de hervormde theoloog Miskotte, een eigenschap waaraan we prachtige essays en boeken te danken hebben. Ik noem slechts zijn Messiaansch verlangen. Het lyrisch werk van Henriëtte Roland Holst (1936), een werk dat wel een geheel andere geest ademt dan dat van haar moderne biografie. En zonder liefde en bewondering zou Allard Pierson nooit zijn Oudere tijdgenooten (1888) nog steeds het mooiste boek over het Nederlandse Réveil hebben kunnen schrijven. Ik noem slechts drie figuren bij wie deze eigenschappen opvallend en in sterke mate aanwezig waren. Maar elke lezer zal hier weer eigen namen kunnen invullen, namen van mensen die zijn leven verrijkt hebben en zonder wie hij niet zou zijn geworden die hij is. Verrijking Het is verheugend dat er ook in deze tijd nog mensen bestaan als Van der Plas die liefde en bewondering tot grondslag van hun schrijverschap hebben gemaakt. Wat zou het ons geestelijk en cultureel klimaat ten goede komen als men de zucht tot psychologisering, trivialisering en debunking liet varen. Een voorwaarde hiertoe is in ieder geval dat men weer oog krijgt voor de rangorde der dingen en onderscheid weet te maken tussen belangrijke en onbelangrijke zaken. In een levensbeschrijving om ons hiertoe te beperken gaat het niet om kroniek zonder meer, of om allerlei meer of minder saillante details, die tegemoetkomen aan de nieuwsgierigheid van de lezer naar het gewone, al te gewone leven, maar om de geestelijke ontwikkelingsgang van de hoofdpersoon. Deze moet zichtbaar worden gemaakt. En dat kan alleen, naast uiteraard kennis, door empathie invoeling en affiniteit. Natuurlijk waren ook de grote figuren uit de geschiedenis gewone mensen, met al hun zwakheden en hebbelijkheden. Maar deze hoeven toch niet, zoals gewoonte is geworden, breed te worden uitgemeten? Men schrijft toch niet over hen omdat ook zij (wat een platitude overigens) gewone mensen waren? Men schrijft juist over hen omdat zij bijzonder waren, in een bepaalde periode een belangrijke rol hebben gespeeld, grote verdienste hebben gehad voor kerk, staat en maatschappij, hun ideeën ook nu nog waardevol zijn en hun persoonlijkheid liefde en bewondering bij ons opwekt. Dankbaarheid En met deze liefde en bewondering zal zich dan ook de dankbaarheid mengen, dankbaarheid voor alles wat wij aan zovele grote historische figuren te danken hebben. Wat zou ons leven arm zijn zonder hen, zonder de schatten die zij voor ons hebben opgedolven. Daarom past ons dankbaarheid jegens hen. Om het wat academisch te zeggen: de uit bewondering ontstane dankbaarheid is een fundamentele categorie van het menselijk leven. Ik zie ook niet goed in hoe men zonder affiniteit en bewondering die een zekere distantie beslist niet hoeft uit te sluiten werkelijk recht kan doen aan (bijzondere) mensen uit het verleden. Michel van der Plas heeft dit in ieder geval goed begrepen en redacteur Spruyt eveneens. Het ware te wensen dat bewondering en dankbaarheid hun rechtmatige plaats in onze benadering van het verleden hernemen. Dit zou ons verlossen van veel platvloersheid en het niveau van het culturele en geestelijke leven zeer ten goede komen. De auteur is historicus. |