25 april 2000

Siteselectie en filtering
zijn niet overbodig

In reactie op ir. A. van Maldegem stelt Dr. C. S. L. Janse dat het feit dat siteselectie en filtering door de provider principieel gebrekkige hulpmiddelen blijven, geen reden is om ze aan de kant te schuiven.

”Refo-reservaat op internet is illusie”, dat is een kop die er niet om liegt. Van Maldegem acht zoiets kennelijk onmogelijk. Of het ook onwenselijk zou zijn, is uiteraard een andere vraag. Die twee vraagstellingen moeten we altijd goed onderscheiden en de ene niet achter de andere laten wegduiken.

In ieder geval geeft Van Maldegem een helder overzicht van de belangrijkste verantwoordelijkheden bij het gebruik van het internetsysteem. Je zou de overheid ook als vijfde beïnvloedingspunt kunnen opvoeren. Aan het eind van zijn artikel gaat de auteur expliciet in op de mogelijkheden om de publieke opinie (refo's en niet-refo's) te mobiliseren tegen de negatieve kanten van internet.

Weinig resultaat
Helaas is van overheidsmaatregelen tegen de vervuiling van internet tot op heden nauwelijks iets te bespeuren. In Amerika heeft men wel grootse plannen gehad, maar in concreto hebben die weinig opgeleverd. In Nederland houdt justitie alleen de sector kinderporno in de gaten. In Duitsland poogt de regering het aanbod van internetpagina's met neonazistische inhoud in te dammen.

Dat in de praktijk op internet (bijna) alles kan en mag, hangt deels samen met het bij uitstek internationale karakter van het net. Dat maakt ingrijpen van overheidswege in technisch en juridisch opzicht niet eenvoudig. Van nog meer belang is echter dat er in de westerse wereld een taboe ligt op overheidscensuur en alles wat daar op lijkt. Men verzet zich met kracht tegen elke inperking van de communicatievrijheid. Dat hangt samen met een zeker waardenrelativisme en een sterke nadruk op de mondigheid van de mens. Tendenzen die overigens aan de gereformeerde gezindte niet voorbijgaan!

Uiteraard blijft er alle reden om de overheid aan te spreken op haar verantwoordelijkheid. Met name wanneer bepaalde internetexcessen naar buiten komen, zullen we pogingen in het werk moeten stellen om politici en publieke opinie wakker te schudden. Maar erg veel moeten we er niet van verwachten.

Vandaar dat de aandacht gericht moet worden op de andere beïnvloedingspunten in het internetveld: gebruikers, computerbeheerders, providers en aanbieders van sites. Van Maldegem constateert tot zijn verbazing dat de refo-internetdiscussie gefixeerd is op internetselectie en filtering door de provider. Maar is dat zo verwonderlijk en is dat zo verkeerd?

De mogelijkheden om de aanbieders van dubieuze sites te beïnvloeden zijn vrijwel nihil. Hoe moeilijk blijkt het al niet te zijn om aanstootgevende reclame in het straatbeeld aan te pakken. Het dreigen met een consumentenboycot is meestal niet zinvol. Daarvoor is de groep die er zich aan ergert te klein of geldt dat de aanbieder zich juist op andere marktsegmenten richt.

Dan blijven (naast de provider) de gebruiker en de computerbeheerder over. Maar, zoals terecht is opgemerkt, thuis en in kleine organisaties is dat dezelfde. Ongetwijfeld is het daarbij van belang om te wijzen op de dreigende gevaren, om gedragscodes op te stellen en de gewetens van mensen op te scherpen. Maar het is wel riskant om het daarbij te laten. Dat is ethisch niet verantwoord.

Gelegenheid/genegenheid
Het menselijk gedrag wordt bepaald door een combinatie van objectieve en subjectieve factoren. Anders gezegd: het is de gelegenheid in samenhang met de genegenheid. Naast morele beïnvloeding is het van belang om bepaalde mogelijkheden om in de fout te gaan, gewoon te blokkeren. Zo werken we op andere terreinen ook. In een warenhuis staan goederen die voor bepaalde mensen wel heel erg aantrekkelijk zijn, in afgesloten vitrines. En bedrijven bewaren hun geld meestal in de kluis. Uiteraard geeft dat geen 100 procent zekerheid. Vitrinekasten worden opgebroken en kluizen gekraakt. Maar dat is nog geen reden om ze af te schaffen.

Het feit dat siteselectie en filtering door de provider principieel gebrekkige hulpmiddelen blijven, is geen reden om ze aan de kant te schuiven. Daarin kan ik Van Maldegem niet volgen. Door gebruik te maken van geavanceerde computerprogramma's zijn kosten en tijdsduur in de hand te houden.

Het menselijk geweten is ook maar een gebrekkig hulpmiddel. Helaas hebben veel mensen een geweten waarbij er veel mee door kan. Daarnaast (en dat is misschien nog wel erger) doen ze allerlei dingen waarvan ze in hun geweten overtuigd zij dat ze eigenlijk verkeerd zijn.

Vervolgens wijst de auteur er op dat het vaststellen van een ethische code voor selectie en filtering erg lastig is. Wat kan er wel en wat kan er niet mee door? Op zich heeft hij daar gelijk in. Maar diezelfde lastige vragen doen zich eveneens voor bij al die andere beïnvloedingspunten. Welke normen legt de gebruiker voor zichzelf aan? Waar trekt de computerbeheerder de streep? Wat vind je als aanbieder van internetsites nog aanvaardbaar en welke eisen moeten wij aan de overheid stellen ten aanzien van de zozeer gewenste regulering van internet? Daar kun je niet omheen, ook al besef je dat het allemaal niet zo precies met een schaartje te knippen is.

Waarschuwing te weinig
Van Maldegem wil niet verder gaan dan bepaalde sites van een waarschuwing voorzien. In bepaalde gevallen kan dat zinvol zijn. De statenvertalers voorzagen de apocriefe boeken ook van een waarschuwing aan de lezers. Maar in de internetsector gaat het om veel ernstiger zaken. Er is sprake van een omvangrijke vervuiling, met name door sekssites. Het is te simpel voorgesteld dat we zouden kunnen volstaan door die van waarschuwende vlaggetjes te voorzien. Dan zijn we onvoldoende doordrongen van de ernst van het kwaad en gaan we uit van een te optimistisch mensbeeld.

Het pleidooi om de noodzakelijke censuur door de computerbeheerder te laten toepassen kan ik wel plaatsen. Zeker bij afwezigheid van andere mogelijkheden is dit een bruikbaar alternatief. Maar eerder is geconstateerd dat in veel gevallen de gebruiker en de computerbeheerder samenvallen. Dan werkt dit controlesysteem niet. De gebruiker wordt dan zijn eigen controleur en je hoeft niet zo veel mensenkennis te hebben om te beseffen dat dat lang niet altijd goed gaat.

Het zou inderdaad niet juist zijn om het RD voor alles te laten opdraaien. De mogelijkheden van ons bedrijf zijn beperkt. Kerntaak van een krant is selectie en ordening van informatie. Maar bedenk wel dat dat selecteren naar twee kanten werkt. De redactie sluit in en sluit uit. Allerlei informatie en allerlei foto's nemen wij bewust niet mee. Zo moet ook met internet omgegaan worden.

Het lijkt mij verder niet juist om hulp zonder meer tegenover bevoogding te stellen. Hulp veronderstelt een hulpvrager, maar in een aantal gevallen moet je mensen tegen zichzelf beschermen en moet je ze op allerlei manieren proberen duidelijk te maken dat ze hulp nodig hebben.

En hoe zit het dan met het refo-reservaat op internet? In de discussie over het initiatiefvoorstel van de D66'er Bakker met betrekking tot de zondagsarbeid is van bepaalde zijde (onder andere het GMV) beklemtoond dat men geen reservaat voor christenen wilde. Die reactie kan ik wel begrijpen.

Het ware inderdaad te wensen dat er geen overbodige zondagsarbeid was en dat het hele internetaanbod acceptabel zou zijn. Maar als dat helaas niet het geval is, kan men in ieder geval dankbaar zijn wanneer men niet tot zondagsarbeid verplicht wordt of bij gebruik van internet gevrijwaard wordt van alle zich daarop bevindende vuiligheid.

De auteur is hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad