Opinie22 april 2000

De hel in hoopvol
uitzicht op Pasen

Door G. Roos
Bisschop J. A. T. Robinson verwoordde anno 1963 in het geruchtmakende werk ”Honest to God” weerzin tegen een „God boven ons of buiten ons.” Golgotha moest volgens hem „nog meer ontmythologiseerd worden dan zelfs de Opstanding.” Lang na de dood van de anglicaanse theoloog zorgde zijn kerk voor een triest 'vervolg.' In 1996. Met een geschrift dat de hel tekent als totale vernietiging van de menselijke ziel. En niet als plaats van eeuwig lijden. Inmiddels gloort in Engeland via de recente verschijning van een bijbels rapport over de hel weer hoop. Dat klinkt paradoxaal. Maar de op gezag van de Britse Evangelische Alliantie het licht ziende publicatie verschijnt in het perspectief van Pasen.

De Bijbel vergelijkt de verschrikkelijke strafplek na de uiteindelijke oordeelsdag met een onuitblusselijk vuur. Een plaats van onafgebroken hartzeer en onuitsprekelijke smart. Niet tijdelijk dus, totdat de vernietiging voltooid blijkt. Maar zonder dat er ooit een eind aan komt. Volgens artikel 17 van de Augsburgse Confessie zullen ongelovigen en duivels „eindeloos” worden gepijnigd.

Wat heeft nu die pijniging te maken met Pasen? Als in dit ondermaanse leven ergens ter wereld een burger de wetten van zijn land overtreedt, legt de rechter hem straf op als vergelding van het bedreven kwaad. De beklaagde komt er niet onderuit. Zo staat ook de gerechtigheid van God het niet toe de schuld van de zonde te verdoezelen. Want, zo schrijft K. Schilder in ”Wat is de hel?”, de gerechtigheid –dat wil zeggen: God– taxeert de zonde anders en beter dan de ongerechtigheid – de mens. Het woord hel staat dus voor het eeuwigdurend strafgericht over alle mensen. Met uitzondering van hen die door genade wedergeboren en Christus ingelijfd zijn. Jezus droeg in hun plaats de zware last van de oneindige toorn van God. Het meervoud van eeuwige straffen voor een schare die niemand tellen kan, concentreerde zich op Hem in een betrekkelijk korte tijd. Dat was Zijn hel. Theologen trokken niet zelden de eeuwige straf voor heidenen voorzichtig enigermate in twijfel. Zonder daarover een laatste woord te spreken. De bekende, hartveroverende anglicaan Lesslie Newbegin liet zich op die manier uit. En de Zuid-Afrikaan David Bosch sprak in dezelfde geest. Het geschrift van de Anglicaanse Kerk uit 1996 gaat verder. Objectief, wellicht zelfs iets te wiskundig bekeken, heeft het bagatelliseren van de ernst van de hel als consequentie dat het met de toorn van God wel losloopt. Daardoor boet ook Gods gericht over Christus in aan zwaarte en gewicht. Dat is niets vergeleken bij de ketterij die C. J. den Heyer in zijn boek ”Verzoening” overhoop haalt. Toch doet ook de kleinste geringachting van Gods wraakoefenende gerechtigheid tekort aan het zware lijden van Christus. En derhalve aan de glans door Zijn overwinning van dood, hel en graf. „Juist in het licht van het recht, het oordeel en het gericht, krijgt het evangelie zijn volle be- tekenis”, schreef W. Kremer in ”Priesterlijke prediking”.

De Engelse werkgroep Acute –the Alliance Commission on Unity and Truth amongst Evangelicals– van de Evangelische Alliantie had de moed om vlak voor palmzondag, tegen de tijd van het paasfeest, haar helder geluid over de huiveringwekkende gerechtigheid van God in de hel openbaar te maken. „Hel is de welbewuste ervaring van verwerping en kwelling.” Duidelijk blijkt in het rapport dat ordinaire bangmakerij geen doel vormt. De opstellers koesteren een ander doel. Zoals Schilder: De boodschap van de hel moet in het licht van het kruis vernomen worden. Dat houdt een nodiging in om te zwichten, niet voor de toorn, maar voor de liefde van God.

Zo biedt de hel ook perspectief op Pasen. Calvijn schreef: „Hoe zou toch de Voorstander en Voorspraak veroordelen diegenen, die Hij aangenomen heeft te beschermen” (Institutie II.16.18).

„Theologie en prediking, poëzie en schilderkunst wedijverden menigmaal met elkaar in de plastische beschrijving en realistische tekening van de pijnen, welke naar lichaam en ziel in het eeuwige vuur werden geleden”, aldus de dogmaticus H. Bavinck in een terugblik over de achterliggende eeuwen. De 'kunstenaars' van het verleden overschreden veelal de grenzen van ons kennen die de Schrift verschaft. Te gemakkelijk echter schrijven mensen in onze 'verlichte' tijd de verschrikkelijke tonelen af als middeleeuws. Mogelijk heeft dat soms ook te maken met onbewuste vrees. Wie zijn christelijke opvoeding achter zich liet, schuif licht de angst voor het hiernamaals naar de achtergrond.

In 1998 rapporteerde een enquête onder een aantal inwoners van de Verenigde Staten dat 64 procent van alle Amerikanen geloofde naar de hemel te gaan. Slechts 2 procent verwachtte de hel. Een soortgelijke ondervraging van een jaar later had als resultaat dat 54 procent zei godsdienstig te zijn; 79 procent van hen meende dat God zou beslissen wie naar de hemel of naar de hel zou gaan.

Ook in Nederland leeft geloof aan het bestaan van de duivel en de hel beduidend minder dan het wetenschap van de hemel. Medio 1997 verscheen het rapport ”Secularisatie en alternatieve zingeving in Nederland” van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Daarin bleek dat 54 procent van onze bevolking weet heeft van een leven na de dood; 46 procent had zicht op de hemel. Verder geloofde 37 procent dat de Bijbel het Woord van God is. Slechts 21 procent geloofde aan de duivel en niet meer dan 16 procent aan de hel.

En J. Tennekes wijst er in zijn boek ”Onderzoekers en gelovigen” op dat „de gedachte aan de hel als een serieus te nemen optie voor het hiernamaals” onder progressieve christenen verdween. Dat is heel erg. Want wie de hel niet serieus neemt, kan nooit de alles overklimmen blijdschap van Pasen kennen.