Opinie 13 april 2000

Minderheidsenquête

Stelling: Geef een minderheid in de Tweede Kamer het recht om tot een parlementaire enquête te besluiten.

P. C. E. van Wijmen, CDA-Tweede-Kamerlid en verdediger van een initiatiefwet om een minderheid in de Kamer het recht op enquête te geven:

„Mee eens. Wie een minderheid in de Kamer het recht geeft een parlementaire enquête in te stellen, versterkt de controlefunctie van de volksvertegenwoordiging. Nu is het maar al te vaak zo dat coalitiepartijen een enquête tegenhouden ter bescherming van hun eigen ministers. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de coalitie zich voortdurend hecht aaneensluit door regeerakkoord, torentjesoverleg en bewindsliedenoverleg. Zonder een minderheid in de Kamer het enquêterecht te geven, kun je daar niet doorheen breken.

Een goed idee zou zijn een parlementaire enquête in te stellen wanneer een kwart van de Tweede-Kamerleden daarvoor is, dat wil zeggen 38 parlementariërs: iets meer dan de helft van de helft. Maar over het precieze aantal valt te discussiëren.

De tegenwerping dat in zo'n geval de enquêtecommissie moeizaam gaat functioneren omdat zij niet door de hele Kamer gedragen wordt, gaat niet op. Ook nu is het al zo dat een heel krappe kamermeerderheid tot een enquête kan besluiten. Toch worden ook de fracties die tegenstemden lid van de commissie. Zij doen vervolgens vaak even enthousiast mee als de andere fracties.

Ik geloof niet dat het gevaar groot is dat een politieke minderheid het enquêtewapen gaat misbruiken voor electoraal stuntwerk of voor het doelbewust beschadigen van bewindspersonen. Dan ga je uit van de kwade trouw van volksvertegenwoordigers en dat lijkt me een verkeerd uitgangspunt. Natuurlijk kun je de parlementaire enquête misbruiken, maar dat kan met elk parlementair wapen.”

J. te Veldhuis, VVD-Tweede-Kamerlid:

„Oneens. Het risico wordt daarmee veel te groot dat een minderheid oneigenlijk gebruik, zo niet misbruik gaat maken van de parlementaire enquête. Wanneer een kleine groep volksvertegenwoordigers het recht krijgt een enquête in te stellen, bevordert dat de afrekencultuur. Eén forse fractie kan ten overstaan van het Nederlandse volk mooie sier gaan maken, met geen ander doel dan een van de ministers een kopje kleiner te maken.

Om de informatie te bekomen waar hij recht op heeft, staan de volksvertegenwoordiger allerlei parlementaire middelen ter beschikking, zoals het recht op schriftelijke en mondelinge vragen en het recht van interpellatie. De enquête is het ultimum remedium (uiterste middel) om de waarheid boven tafel te krijgen. Daar moet je niet te lichtvaardig mee omgaan. Voor je het weet stapel je enquête op enquête.

Dat laatste is absoluut ongewenst. De enquête betekent niet zelden een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van burgers. Zoiets moet tot een minimum worden beperkt. De fout van verdedigers van een minderheidsenquête is dat zij door een structuurverandering een cultuurverandering tot stand willen brengen. Dat lukt maar zelden.

Ten slotte: nagenoeg alle besluitvorming in onze democratie vindt plaats via een meerderheid van de helft plus één. Waarom zouden we daar bij het instellen van een parlementaire enquête nu ineens vanaf gaan wijken? Daar moet je wel erg goede redenen voor hebben.”