Opinie8 april 2000

Geref. synode hoedt
zich voor 'extremen'

Door G. Roos
De publicatie van dr. C. J. den Heyer over verzoening kenmerkt zich door verlichtingsdenken. Daar wees dr. T. M. Hofman anderhalf jaar geleden de christelijke gereformeerde mannenbond al op. En dr. C. Graafland signaleerde in een recensie dat het boek voortbouwt op het wetenschappelijk-kritisch schriftonderzoek. Rationalisme en schriftkritiek hebben de brede stroom van de West-Europese cultuur in een postmodern spoor geleid. Tijdens de behandeling van de bezwaarschriften tegen de gevoelens van de Kamper exegeet bleek deze week dat voorheen veel 'smallere' kerken van de gereformeerde gezindte hetzelfde traject volgen.

De levensstijl van de samenleving wijzigt zich en de christelijke gemeente verandert mee. In de 'wereld' is nauwelijks nog sprake van een absolute en kenbare waarheid of een allesomvattend wereldbeeld. Stellige dogma's delven het onderspit. Het „ik voel het zus, of zo” geldt als norm. Individualisme, pluralisme, materialisme, twijfel en afkeer van gezag geven de toon aan. Onder het motto van wederzijds respect. De samenleving valt te typeren als een voor-elk-wat-wilscultuur. En dit proces oefent grote invloed uit. Dat valt voor wat betreft de Gereformeerde Kerken te illustreren aan de hand van gebeurtenissen in de laatste decennia en via recente uitspraken van synodeleden.

Dogma's
Het dogma heeft afgedaan in een postmoderne cultuur. Ook Den Heyer zelf moet er niets van hebben. Het gaat hem erom ruimte te scheppen voor hen die zich in die oude dogma's niet meer kunnen vinden. Dogma's ontstonden volgens hem om grenzen te trekken die hij in de Bijbel niet zo helder en overtuigend terugvindt. Want „de Bijbel is een 'tijdgebonden' boek”.

Voorzover de Gereformeerde Kerken theologiseren, doen ze dat aan de hand van bezwaarschriften. Want van vaststaande geloofsartikelen willen tal van synodeleden weinig weten. Ds. L. van de Berg zei ter synode dat het „in de Schriften een 'tasten' is naar het geheim van God die op veelkleurige wijze bezig is het werk van Zijn handen te bewaren.” „Ik geloof heilig in een kerk die leeft uit de verzoening in Christus”, sprak drs. H. Torenbeek. „Dat is de grond van mijn leven. Maar over hoe je dat zegt, hebben allen een van elkaar afwijkend gevoelen.”

Ook drs. J. S. Koops kwam niet veel verder dan „stotteren en stamelen, cirkelen om het geheim van de verzoening. Hoe zou ik, tijdgebonden als ik ben, de laatste woorden over Golgotha kunnen zeggen? Ik kan niet spreken over God als de beledigde Rechter, zoals Anselmus. Maar ik heb wel respect voor hem. Alle modellen met hun eigen eenzijdigheid benaderen iets van de waarheid.” Ouderling D. L. van Dommele: Tal van moeilijkheden in de kerkhistorie ontstonden doordat belijdenisgeschriften het licht zagen.

Gevoel
Ondertussen speelden ook gevoelens een belangrijke rol in de Lunterse kerkvergadering. In plaats van een gedegen bouwen op het ”er staat geschreven” van de Schrift. Wijzend naar sommige appellanten die dr. Den Heyer „vertekening van het dogma” in de schoenen schuiven, antwoordde drs. J. N. Jurjens: „Ik heb niet het gevoel dat het bij hen wel functioneert.”

Ook in de opmerking van ouderling C. Vreugdenhil –„betreed ik nou een rechtszaal of een kerkzaal, heb ik gedacht”– blijkt het gevoelselement aanwezig. Net als bij drs. H. Torenbeek. „In mijn beleving past het niet bij een kerk die zoekt en tast” dat de synode de continuïteit met het belijden „zal moeten willen bekrachtigen.” Voor dit „moeten” is volgens hem geen plaats in de kerk.

Individualisme
Weliswaar beleed de synode deze week nog eens „dat God in Christus de wereld met zichzelf verzoenende was.” En dat Hij „overgeleverd is om onze overtredingen en om onze rechtvaardiging is opgewekt.” Maar tegelijk geldt dat „zowel het Nieuwe Testament als het kerkelijk belijden in verschillende beelden spreekt over de betekenis van het lijden en sterven van Christus.”

Gereformeerden mogen dus met een gerust hart vasthouden aan het Godsbeeld van hun oudovergrootmoeder- of vader. Dat vormt geen probleem. Maar de moeilijkheid is dat iemand die dat niet aanstaat mag geloven waar hij zin in heeft.

„Geloof wat in uw kraam te pas komt”, leek ook dr. H. M. Kuitert in 1974 te zeggen in zijn geruchtmakende publicatie ”Zonder geloof vaart niemand wel”. De waarheid moet volgens hem blijken uit wat die godsdienst doet of kan doen.”

De wissel van het individualisme ging om rond het synodale oordeel van 1976 over de dissertatie van dr. H. Wiersinga. De synode van Maastricht sprak in dat jaar uit dat tekortdoen aan het plaatsvervangend lijden van Christus niet toelaatbaar is. Maar de kerkenraad van Amsterdam –daar hoorde dr. Wiersinga thuis– piekerde er niet over om tucht of iets van dien aard uit te oefenen.

Pluralisme
Wellicht vallen de wortels van het huidige pluralisme –het 'wettig' naast elkaar bestaan van een verscheidenheid aan opvattingen over een en dezelfde zaak– onder andere te vinden bij Kuypers toegeeflijke theorie van de pluriformiteit. Toch verschilt de huidige opvatting daarvan. Kuyper wilde van eenheid tussen religieuze gemeenschappen met een volstrekt verschillende confessie niet weten. Een kleine eeuw later bepleiten echter tal van afgevaardigden pluraliteit binnen een en dezelfde kerk. Dr. L. J. Koffeman zei tijdens de synode terecht dat zijn kerken „onderweg zijn van het model van Kuyper naar dat van een plurale kerk.”

Reeds de wijze waarop synodepreses ds. J. W. Doff in zijn openingswoord de Bijbel gebruikte, sprak duidelijke taal. Hij stond stil bij de wonderbare spijziging. Vijfduizend mannen aten tot verzadiging. Sommigen menen dat Jezus' vraag „hoeveel broden hebt gij?” ertoe leidde dat de aanwezigen een en ander begonnen op te diepen uit hun eigen mogelijkheden, zo signaleerde de voorzitter. Hij toonde zich echter wars van „een van beide extremen.” Een kwarteeuw geleden bracht een van Doffs voorgangers bij het pleidooi van een predikant voor een soberder levensstijl nog te berde „dat de raven weg zijn en dat Elia dood is.” Dat is een keuze. Maar anno 2000 is die voorkeur achterhaald. „Geen extremen.”

Typerend was het gebed voor het middageten van een der moderamenleden vlak na sprekers waarbij de tegenstelling tussen kerk en theologische wetenschap aan de orde kwam. „Wij danken U voor alle vrijheden, kansen en mogelijkheden.”

Schriftgebruik
De wijze waarop de afgevaardigden hun Bijbel gebruikten, is opmerkelijk. Dat geldt niet slechts de openingsspeech van de preses. Maar ook iemand als ouderling Vreugdenhil. Hij wilde dat zijn synode vooral „breed” zou zijn. Hij is wars van een 'meetlatje'. „Gooi dat maar in de prullenmand.” En dat alles onder het motto dat „de een de ander uitnemender moet achten dan zichzelf.

Diaken J. van de Mheen vond dat de synode het ondertekeningsformulier voor hoogleraren moet afschaffen. Volgens hem is de tijd aangebroken dat de kerk enige afstand moet nemen van de Drie Formulieren van Enigheid. Ze zijn gedateerd, zei hij, en ze moeten niet leiden tot zonde tegen het tweede gebod.

Volgens dr. J. A. Montsma „is de pluraliteit in de Bijbel met handen te tasten.” Want „Leviticus en Jesaja zijn niet tot elkaar te herleiden. En Lukas heeft een heel andere kijk op de verzoening dan de brief aan de Hebreeën.

Verlichting
De Gereformeerde Kerken bevinden zich ergens onderweg tussen verlichting en postmodernisme. Theologische wetenschap, vrij van het synodaal gezag of welke geloofsveronderstelling dan ook –hoe zou dat mogelijk zijn?– gooit nog altijd hoge ogen. Maar tegelijk wil diaken Van de Mheen geen zwaarder juk dan dat van „geloof, hoop en liefde.”