Dossier MKZ2 mei 2001

Vervoersverbod steeds zwaarder voor fokkers

Behelpen in bomvolle schuren

Door A. J. Coster
ELSPEET – Over- en overvol. In de schuren van Elspeter Jan van der Steeg staan de varkens opgepropt. Hoewel het enorm behelpen is, wil Van der Steeg zijn dieren nog niet aanbieden voor de opkoopregeling van het ministerie van Landbouw. „De vergoeding is redelijk, maar het fokverbod dat aan de opkoop is gekoppeld, ontregelt de hele cyclus van het bedrijf.” Plaatsgenoot De Ruiter heeft ook problemen met zijn mestkalveren. „Maar de vergoedingen gaan gewoon door en als de dieren alles een beetje heel houden, dan gaat het nog wel.”

Van der Steeg is varkensfokker. Zijn 350 fokzeugen werpen samen zo'n 170 tot 180 biggen per week. Deze worden na vier weken gespeend, waarna ze nog op het bedrijf blijven tot ze 23 kilo wegen. Dat duurt zo'n vijf weken. Als de dieren op het juiste gewicht zijn, gaan ze via een handelaar naar een mester die de varkens dan voor de slacht grootbrengt. Een cyclus zoals die overal in de sector gangbaar is.

De uitbraak van mond- en klauwzeer gooide voor veel boeren roet in het eten. Niet alleen in de direct getroffen streken, maar ook in de toezichtsgebieden in een straal van 10 kilometer daaromheen. Van der Steeg is een van hen. „Tegelijk met het officieel worden van de mkz-uitbraak kregen wij te maken met een vervoersverbod. Dat betekent dus dat er geen dier meer mag worden afgeleverd. De varkens jongen echter gewoon door, elke week weer.” Inmiddels heeft de ondernemer ruim 1300 dieren 'te veel' op zijn bedrijf.

De situatie begint qua ruimte behoorlijk nijpend te worden. „In eerste instantie hebben wij nog een oude schuur wat opgeknapt. Daar konden wij ons redelijk mee redden. Maar het zijn niet alleen nieuwe biggen die erbij komen, de grotere groeien ook door. De zwaarste beesten zijn nu al zo'n 65 kilo. Die nemen dus ook steeds meer ruimte in. De kleintjes moeten daarom meer en meer inschikken. Hokken waar er normaal honderd in zitten, huisvesten nu vaak het dubbele.”

Het is niet alleen de huisvesting waarover Van der Steeg zich het hoofd breekt: de totale kosten beginnen ook steeds zwaarder te drukken. „Die 1300 beesten eten natuurlijk stevig mee. Ze staan wel op rantsoen en ik voer een kwalitatief minder goed voer, zodat de groei niet optimaal is, maar toch gaat er vergeleken met de normale situatie 15 ton voer per week meer doorheen. Dat is toch bijna 7000 gulden. Daarnaast kost het aanpassen van de hokken ook het nodige en met zoveel varkens sneuvelt er wel eens een schotje of hek. Met de varkens zelf is het al niet beter. Met zoveel dieren bij elkaar leggen de zwaksten heel snel het loodje.”

Al met al gaat het banksaldo van Van der Steeg met 20.000 gulden per week achteruit. „Puur naar de varkens gerekend is het nog meer, want in het saldo zit ook nog de vergoeding verrekend die ik voor het mesten van mijn kalveren krijg.”

Er is wel een uitweg. Sinds vorige week kent het ministerie een opkoopregeling voor varkens en kalveren. Van der Steeg wil daar echter nog niet aan meedoen. „Alle zeugen mogen blijven, de biggen worden opgekocht. De vergoeding daarvoor is redelijk, die zal met wat plussen en minnen uitkomen op zo'n 90 gulden (44,07 per dier vermeerderd met 2,09 per kilogram dood gewicht, red.) per dier.” De pijn van de regeling zit voor hem meer in de bijkomende bepaling. „Als een varkenshouder met de regeling meedoet, verplicht hij zich ook tot een fokverbod. En dat wil ik zolang mogelijk voorkomen.”

Dat verbod houdt in dat alle zeugen die minder dan veertig dagen drachtig zijn, worden geaborteerd. Daarnaast mag de varkensfokker zijn zeugen vier maanden lang niet laten insemineren of dekken. „Dat betekent dus dat ik na opkoop minimaal vier maanden kwijt ben. Zou een varken dan gelijk weer drachtig zijn, dan duurt het nog bijna vier maanden voordat er biggen zijn. Pas na een week of negen kunnen die weer naar de mester.”

Op de top
Het duurt dus bijna een jaar voordat een varkensfokker in zo'n geval weer inkomen heeft. Van der Steeg: „Daar komt nog bij dat niet alle varkens tegelijk drachtig worden. Er komt dus zeker nog een halfjaar bij voor het bedrijf weer helemaal op de top draait. Het is ook niet zo dat elke zeug weer drachtig wordt na vier maanden 'stilstand'. Het ministerie had dan ook beter een regeling kunnen opstellen waardoor ik steeds alle biggen kwijt zou raken. Dat verstoort de cyclus van het bedrijf niet.” Eerlijkheidshalve zegt Van der Steeg er wel bij dat er met het drachtig worden nu ook al een probleem is omdat de inseminator niet op het bedrijf mag komen. „Met mijn twee eigen beren lukt het me nog om ongeveer de helft van de zeugen gedekt te krijgen.”

De varkensfokker probeert het dus nog even uit te zingen. „Temeer daar de regelingen wat versoepeld lijken te worden. Als er weer vervoerd mag worden, zij het onder strenge condities, dan kan ik mijn dieren zo kwijt. Ik krijg er dan ook een goede prijs voor. Het is het wachten dus nog wel even waard.” Als de situatie echter niet verandert, houdt het voor Van der Steeg aan het einde van deze week wel op. „Dan wordt het op laten kopen en ruimen.” Zijn kalveren mogen dan wel blijven staan. Omdat zij nog niet aan hun slachtgewicht zijn, is de situatie daar eigenlijk gewoon. Pas als de dieren te oud en te groot worden, ontstaan de problemen.

Dat ondervindt Kees de Ruiter, plaatsgenoot van Van der Steeg. Hij heeft mestkalveren van 31 weken. Normaal gaan die met 26 weken weg. Dan wegen zij gemiddeld 230 kilo. De Ruiter schat de meeste nu al op zo'n 260 kilo. Dat heeft vooral zijn weerslag op de inventaris van de stallen. „De dieren in de boxen staan nu gewoon klem. Ze krijgen problemen met het opstaan en ze worden zo groot en sterk dat ze de boel afbreken.” Het gebeurt ook dat de dieren over het kopschot springen. De Ruiter kent zo'n geval. „Het dier bleef met zijn ribbenkast op het schot hangen en is gestikt.”

Financieel schiet de kalvermester er niet zoveel bij in. „De kosten die ik in mijn stallen maak omdat er wat meer kapot gaat, zijn wel voor mij, maar naar verhouding valt dat wel mee. Het voer en de vergoeding die ik krijg van de poederfabrikant, in mijn geval Alpuro, worden echter gewoon geleverd en betaald.” Meer zorgen maakt hij zich over de toekomst. „Het geld dat de poederfabrikanten er nu bij inschieten, moet toch ergens vandaan komen. Het kan niet anders dan dat er een keiharde en messcherpe selectie onder de mesters komt.”

Regeltjes
De Ruiter wacht die selectie maar af. Hij maakt zich nu meer druk over allerlei regeltjes die er zijn in het toezichtsgebied. „Pas had ik een kalf dat zijn poot had gebroken. Het dier moest door de veearts worden doodgespoten omdat vervoer naar een noodslachter niet mag. Dat moet toch kunnen. Het dier ging nu als oud vuil weg. Dat wringt het meest, daar ben je geen boer voor.”