Dossier MKZ19 april 2001

Senator huilt en bidt als hij ziet wat zich op Veluwe afspeelt

„Niet slechts recht, maar plicht tot verzet”

Door A. de Jong
DEN HAAG – Terwijl hij het uitspreekt, schieten hem de tranen bijna in de ogen. „Dit is ten hemel schreiend.” SGP-senator Holdijk kan er maar niet over uit hoe wij in dit land met onze medeschepselen, de dieren, omgaan. Het houdt hem al weken bezig, maar sinds hij afgelopen zaterdag een geruimd bedrijf in Kootwijkerbroek bezocht, weet hij het zeker: „Het beleid van Brinkhorst is volstrekt onverantwoord.”

Holdijk
Het is een goede kennis van de familie Holdijk. Ze liepen er de deur niet plat, maar rond Kerst waren ze er weer eens geweest. Natuurlijk wandelden ze bij die gelegenheid even door de stallen. „Werkelijk een prachtig gezicht”, zegt de SGP-volksvertegenwoordiger. „Een gezonde, fraaie veestapel. De koeien nog gewoon met horens op de kop. Terzijde stonden een paar stieren, want onze kennis in Kootwijkerbroek deed niet aan kunstigmatige inseminatie. Mijn vrouw en ik waren beiden onder de indruk. Aan de opbouw van zo'n veestapel hebben mensen tientallen jaren gewerkt. Daarnaast had de boer nog zo'n 600 varkens.”

Inmiddels is het grootste deel van de veestapel geruimd. Het bedrijf ligt op 500 meter afstand van het besmette bedrijf in Kootwijkerbroek. „Mijn vriend heeft er alles aan gedaan om met name zijn melkvee te behouden. Twee weken lang heeft hij gevochten, gevóchten. Contact met het gemeentehuis gezocht, een avond gepraat met ambtenaren. Maar het mocht niet baten.”

Toen Holdijk hoorde dat het pleit beslecht was en het bedrijf van zijn vriend op Witte Donderdag en Goede Vrijdag was geruimd, móést hij ernaartoe. „Toen we zaterdagmorgen dicht in de buurt waren, werden we nog door een aantal ME'ers tegengehouden. Gelukkig werden we na enige tijd doorgelaten. Anders was mijn vrouw met de auto teruggegaan, en was ik er, desnoods dwars door de weilanden, alleen heen gegaan.”

Woede en verdriet
In de woorden van de altijd zo bedachtzame en vreedzame Holdijk klinkt een vastberaden toon door. Woede en verdriet strijden bij hem om voorrang als hij, van een afstand of van dichtbij, kennisneemt van het „volstrekt onverantwoorde en desastreuze beleid” van minister Brinkhorst van Landbouw. „Ik veroordeel dat vanuit het diepst van mijn hart. Vanwege de achterliggende principes, maar ook vanwege de uitwerking.”

Met de uitwerking werd Holdijk op het bedrijf van zijn vriend hard geconfronteerd. „De boer had gevraagd of de RVV'ers zijn erf weer zo achter wilden laten als zij het hadden aangetroffen. De werkelijkheid was anders. Hier lag een plas bloed, daar een varkensoor, verderop lege frisdrankblikjes. Zijn schoonzoon heeft alles zelf op moeten ruimen.”

Maar het ergste was nog dat zij de varkensstal half geruimd hadden en vervolgens met de noorderzon vertrokken. „Mijn vriend zei nog: Hoe moet dat nu verder met die 300 varkens? Die zijn nu van jullie. Hoe gaan jullie die verzorgen? Maar daar gingen ze niet op in. Uiteindelijk liep zijn vrouw 's zaterdags natuurlijk toch de varkens te voeren.”

Van de straat
Dat er in een crisissituatie veel mis kan gaan, erkent Holdijk volmondig. „In een situatie van stress en werkdruk worden fouten gemaakt. Daar komt bij dat bij de uitvoering mensen worden ingezet die nauwelijks gewend zijn met vee om te gaan. Sommigen zijn, figuurlijk gesproken, van de straat geplukt. Dat merk je aan alles.”

De overheid mag zich voor genoemde fouten echter niet verschuilen achter het argument van de crisissituatie, vindt Holdijk. „Natuurlijk hebben we bij de mkz-epidemie te maken met een ramp, maar mijn grote bezwaar is dat we die ramp nog veel en veel groter maken door ons eigen handelen.”

Het rigoureuze ruimen van tienduizenden beesten noemt de SGP-senator „buiten alle proporties.” „Uit veterinair oogpunt is het niet noodzakelijk. Daar geloof ik niets van. Ik kan me er nog iets bij voorstellen als je op een bedrijf waar een ziek dier is, alle andere dieren ook ruimt. Maar eigenlijk vind ik dat al te rigoureus. Laat staan dat je in de wijde omgeving alle bedrijven, met tienduizenden gezonde dieren, gaat doden en vernietigen. Ik vind het onvoorstelbaar dat een minister zo'n beleid verdedigt. En dat LTO-Nederland hem daarin dekt.”

Meelballen
Op het ouderlijk bedrijf heeft Holdijk vroeger meermalen mkz meegemaakt. „De laatste keer in 1951. Als jongen heb ik wat van die zachte lijnmeelballen staan maken, die ik dan in de bekken van de koeien moest leggen. We hadden vijftien melkkoeien. Drie ervan kregen mkz. Daarvan zijn er twee gewoon hersteld. We hadden een aparte stal met jongvee. Daarvan heeft geen enkel dier de ziekte gekregen. Natuurlijk probeerden we de schade zo klein mogelijk te houden, maar op een verantwoorde wijze.”

Dat men er vroeger niet aan dacht hele bedrijven te ruimen, houdt volgens Holdijk verband met de vermaterialisering van de hele samenleving. „Nu krijgt een boer geld voor het vee dat geruimd wordt. Vroeger was er geen financiële vergoeding. Reken maar dat dat uitmaakt voor de manier waarop je met zo'n ziekte omgaat!”

Diepgaande bezwaren heeft de senator tegen de filosofie die blijkbaar achter het beleid van de huidige landbouwminister en achter dat van het hele kabinet steekt. „Dat is de gedachte dat je allerlei ongelijksoortige belangen zomaar tegen elkaar kunt afwegen. Dat menselijk of dierlijk leven weggestreept kan worden tegen economische belangen. Dat vind ik nog het onverteerbaarst. De gedachte: we moeten en zullen deze epidemie eronder krijgen, koste wat het kost. Maar het lukt ons mensen niet om ziekten uit te bannen. We mogen wel middelen gebruiken tot bestrijding, maar niet alle denkbare middelen.

Straks hebben we misschien inderdaad geen mkz meer, maar ook geen vee! Ik bedoel dit niet demagogisch. Maar ik verzet me tegen de manier van denken dat we gewoon alle dieren kunnen doden en daarna met een flinke zak met geld opnieuw beginnen. Dat gaat zomaar niet. Als mijn huis afbrandt, ben ik definitief een aantal onvervangbare dingen kwijt. Zo is het ook met de melkveestapel. Hoe moet je opnieuw beginnen als je zelfs geen kalveren over hebt kunnen houden?”

Schone handen
Dat Holdijk in het euthanasiedebat in de Eerste Kamer een verband legde tussen de manier waarop overheid en samenleving omgaan met menselijk én met dierlijk leven, is hem door veel collega's kwalijk genomen. „Men sprak mij in de wandelgangen daarop aan. Hoe kun je dat nu zeggen, Gerrit? Maar ik houd dat toch staande. Net als wij beweert ook D66 een ethiek te hebben. Maar die bestaat toch vooral uit de wil om alles procedureel netjes en zorgvuldig te regelen. Het is een ethiek van schone handen.”

Onder die ethiek lijden zowel dieren als mensen. Toen Holdijk zaterdag het bedrijf in Kootwijkerbroek bezocht, was de eigenaar niet aanwezig. Hij zat in het huis van bewaring in Arhem. „En waarom? Onder meer omdat hij een ongeoorloofde opmerking had gemaakt, in de trant van: Als jullie die dieren zomaar ruimen, zouden jullie eigenlijk zelf geruimd moeten worden. Dat werd als een bedreiging opgevat. Natuurlijk was het een domme opmerking, maar men moet er toch een beetje gevoel voor hebben dat mensen op dat moment zichzelf niet zijn. Het gaat hier om een man bij wie normaal gesproken nooit één onvertogen woord over de lippen komt.”

Staatsterreur
De rechtvaardige kent het leven van zijn beesten, zegt de Schrift. En: we moeten Gode meer gehoorzaam zijn dan mensen. Op die woorden valt Holdijk terug als hij stelt dat hij helemaal aan de kant staat van de zich tegen „staatsterreur” verzettende boeren. „Ongehoorzaamheid is natuurlijk niet iets wat je kunt aanbevelen. En het gooien van bakstenen door autoruiten, zoals sommige jongelui gedaan hebben, moeten we afkeuren. Maar ik huil en bid als ik zie wat zich nu op de Veluwe afspeelt. Als de RVV op mijn bedrijf zou komen, zou ik zeggen: Ik heb niet alleen het recht, maar zelfs de plicht me te verzetten. Bij dit soort praktijken mag je niet lijdelijk toezien.”