MKZ Dossier29 maart 2001

Actievoerders Sprang-Capelle hinderen vernietiging veestapel

Radeloos door uitstel van ruiming

Door G. ten Voorde
SPRANG-CAPELLE – Sprang-Capelle mag weer ruimen. Twee actievoerders en een paar honderd opstandige –en nieuwsgierige– boeren en burgers hebben gisteren de eerste ruiming urenlang verhinderd. Tot grote ontsteltenis van een radeloze schapenhouder. „Mensen, asjeblieft. U maakt ons kapot.”

Woensdagmiddag. Herman Lankhaar is de wanhoop nabij. Een grote groep mensen belemmert in de Irenestraat, middenin het dorp, de ruiming van zijn schapen. Radeloos wendt hij zich in de wei tot de verzamelde menigte, actievoerders, dorpsgenoten, verslaggevers. De vijf schapen en negen lammetjes dartelen nietsvermoedend rond zijn voeten. Een van de schapen blaat klaaglijk.

„Asjeblieft, mensen, asjeblieft, ga weg. Ik ga hieraan kapot. Wij zijn ook tegen ruimingen, maar ik heb me eroverheen gezet”, roept hij zichtbaar geëmotioneerd over het hek. „Het moet. We hebben een veearts die het allemaal heel netjes doet. Ga asjeblieft aan de kant. Mijn vrouw kan het niet meer aan, we hebben drie kinderen weggebracht. Spaart u alstublieft ons gezin.” Hulpeloos heft hij zijn armen omhoog. De man is gebroken.

Opstand
Het dwarsbomen van de werkzaamheden begint al vroeg in de middag. Ettelijke dagen houden actievoerders de wacht bij het boerenbedrijf van Jan en Piet de Rooij. Dag en nacht. De uren rijgen zich aaneen. Het bier stroomt. Wachten, wachten en nog eens wachten. Dan ontstaat ineens opschudding. Een gevuld ME-busje komt voorrijden. De ruimingen worden hervat.

Een trekker met oplegger voert dranghekken aan. Goossen, actievoerder met leren cowboyhoed, bedenkt zich niet en werpt zich in een verdwaasde bui plat op de grond voor de wielen van de trekker. Het volk verdringt zich. Opstand in Sprang.

De ME maakt van de gelegenheid gebruik om de weg af te sluiten en zich wijdbeens achter de dranghekken op te stellen. Dat zint meneer de cowboy allerminst. Energiek springt hij op. Woest baant hij zich een weg naar de afzetting, pakt een dranghek en duwt drie, vier potige ME'ers aan de kant. De horde belangstellenden volgt hem op de voet. Goossen voelt zich de held van de dag.

Voor het hek van schapenhouder Lankhaar houdt de actievoerder halt. Hij is onvermurwbaar. „Ik sta nu 52 uur onafgebroken in Sprang-Capelle. Ik ga hier niet weg.” Het actiecomité splijt in tweeën. Mededemonstrant Wilma probeert haar schoonvader op andere gedachten te brengen: „Dit hadden we niet afgesproken. We zouden het netjes houden. De boer wil dit niet.” De cowboy –lederboer XXX in Waspik– blaft z'n schoondochter weg. Snikkend kiest Wilma het hazenpad.

Intensieve bemiddelingspogingen en indringende smeekbeden van actievoerders, agenten, een buurvrouw, een omstander, de dominee... het mag allemaal niet baten. Goossen weet van geen wijken. Hij eist bewijs. „Zolang de burgemeester niet aantoont dat het dorp werkelijk besmet is, blijf ik staan. Voor alle boeren.”

De ME kijkt op afstand toe. „M'n handen jeuken”, verklaart een vechtjas. De politie kiest voor een terughoudende opstelling, legt Rien van der Kuik uit. „Stel je voor. We kunnen in Sprang-Capelle toch geen charges gaan uitvoeren?” Intensief diplomatiek overleg resulteert uiteindelijk in de belofte van de komst van de burgemeester. De getroffen schapenhouder gaat door het lint. Nog langer uitstel. Hij beent de wei in en doet zijn emotionele oproep. Het werkt. Langzaam maken de omstanders zich uit de voeten.

Kadaverwagen
In de bocht bij de broers De Rooij drommen de mensen opnieuw samen. Daar arriveert burgemeester Van Schaik. Hij hijst zich bovenop de dissel van een gereedstaande kadaverwagen. Dezelfde wagen waarmee even later de geruimde dieren worden afgevoerd. „Beste mensen. Ik spreek recht uit mijn hart. Waar zijn we mee bezig? De rechter heeft bepaald dat de dieren geruimd dienen te worden. Dat moeten we gehoorzamen. De situatie is diep, diep triest.”

De burgemeester –„ik heb mkz voor de oorlog meegemaakt”– wijst erop dat er „heel groot besmettingsgevaar is.” Ruiming is noodzakelijk. „Schapenhouder Lankhaar wil eraan meewerken. Ze worden daar doodziek van het oponthoud. Geef de degenen die moeten ruimen de ruimte. De familie wordt stapelgek. Het komt er toch wel van.”

Van Schaik –tot gisterochtend faliekant tegen medewerking aan ruiming– wuift het ongeloof bij het publiek over de besmetting weg. „Het is hartstikke hard bewezen dat de ziekte is geconstateerd.” Een actievoerder moppert: „U kakelt als een kip zonder kop.”

Te lange leste krijgt de politie de zaak weer onder controle. Met zachte hand veegt de ME de straat schoon. De ruiming kan beginnen. Met uren vertraging. Aan het eind van de middag sneuvelt de veestapel van de broers De Rooij. Jan en Piet leggen zich erbij neer. „We hebben gedaan wat we konden.”

Groeiend verzet
Ds. J. S. Heutink is deze dagen intensief betrokken bij de begeleiding van getroffen boeren. De consulent van hervormd Sprang toont zich niet verbaasd over de protesten in het dorp. „Het valt me nog mee. Het leeft enorm. Ik proef heel duidelijk een groeiend verzet. Gisteravond kreeg ik op catechisatie een reeks vragen over de ruimingen. Jongeren zijn unaniem tegen.” Toch kan de predikant zich niet aan de indruk onttrekken dat de actievoerders vooral van buiten Sprang-Capelle komen.

Met het escaleren van de situatie in Sprang heeft boer Wouter Pruissers zijn gelijk gekregen. De 31-jarige veeboer is vorige week niet ingegaan op een verzoek van de broers Jan en Piet om mee te doen met een kort geding tegen de ruimingen. „Ik zag er geen heil in. Zo'n actie kan gemakkelijk escaleren. Bovendien kan uitstel van ruimingen ertoe bijdragen dat het mkz-virus in stand blijft.”

Wouter weet waarover hij praat. In zijn stallen op Raadhuisstraat 22 is het stil. Heel stil. Maandagochtend vroeg zijn 122 koeien en kalveren geruimd. „Heel ingrijpend.” Hij zoekt naar woorden om zijn gevoelens te vertolken. „De klap komt heel hard aan.”

Elf jaar geleden heeft de destijds 20-jarige boerenzoon –amper een halfjaar van school– het bedrijf van zijn overleden vader overgenomen. Nu ligt zijn „levenswerk” in duigen, zegt z'n moeder. „Zaterdag kwam hij nog binnen met een pasgeboren kalfje aan een touw.” Wouter haalt een krantenartikel met een foto van een grote, gevulde stal. Zijn stal. „Zo was het.”

Laatste strohalm
De ruiming is langzaam dichterbij geslopen. „Toen ik het nieuws over de uitbraak in Oene hoorde, dacht ik: Dat is ver van mijn bed.” Vrijdagochtend kwam Wouters' moeder onder het melken de onheilsboodschap brengen: Ernstige mkz-verdenking in Sprang-Capelle. „Op zo'n moment ben je radeloos”, zegt mevrouw Pruissers. De jonge boer –uiterlijk nuchter– vertelt: „Verdenking in het dorp én wonen binnen een afstand van 1 kilometer van het verdachte bedrijf... Je weet wat dat betekent.”

De veehouder klampte zich aan de laatste strohalm vast. „Je hoopt dat je misschien net buiten de 1-kilometergrens valt.” De hoop bleek ijdel. Ruiming was onvermijdelijk. Hij laakt de gebrekkige communicatie van de overheid. „Ik heb uit de krant moeten lezen dat m'n bedrijf werd geruimd. Dat is triest. Vooral omdat we hier leven op een tijdbom.”

Zondagavond kwam de eerste wagen onaangekondigd voorrijden. Even later belde een taxateur aan. „We komen taxeren.” Pruissers reageerde afwijzend. „Dat kan niet. Daar werk ik op zondag niet aan mee”, aldus de boer, lid van de hervormde gemeente in Loon op Zand. „Kom een andere keer maar terug.” In de nacht van zondag op maandag reden de heren opnieuw voor. Om 03.00 uur taxeren, om 08.00 uur ruimen.

De boer heeft de vernietiging van zijn veestapel oppervlakkig, maar toch van nabij meegemaakt. „Ik heb niet elke koe afzonderlijk bekeken, maar wel aanwijzingen gegeven.” Een verschrikkelijke ervaring. „Die ruwe bolsters op de kadaverwagens stonden er huilend bij te kijken.” Het gebeuren gaat Wouter niet in de koude kleren zitten. „Je mist het geluid in de stal. Het geloei, het gerommel.” Hij staart voor zich uit. „De beste verwerking zou zijn als de stal nu weer vol zou staan.”