Dossier MKZ | 23 maart 2001 |
Bisschop Ryle: Dit is Gods vingerDoor K. van der Zwaag Bisschop J. C. Ryle omschrijft in een traktaat uit 1856 de mond- en klauwzeerepidemie als een wijdverbreide ramp. Hij noemt het ook een verwarrende ramp. Geen medicijnen, remedies, of behandelingsvormen schijnen effect te hebben op de ziekte. Na alle ontdekkingen van de wetenschap, na alles wat door geleerde doctors geschreven is, is de bekwaamheid van mensen geheel en al beschaamd. Zelfs onze staatslieden en leiders zijn ten einde raad. Met alle verzamelde wijsheid van de negentiende eeuw hebben we een vijand gevonden die ons helemaal verslaat. De vloek van hulpeloosheid lijkt over ons land te liggen. Een plaag van God Meent iemand te moeten zeggen dat God te liefdevol is om een plaag als deze te zenden, en dat het fout is te veronderstellen dat enig kwaad van Hem komen kan? Ik beklaag de man die zo kan spreken. Heeft hij kinderen? Corrigeert hij hen nooit? Als hij een wijs en gevoelig man is, twijfel ik er niet aan dat hij het doet. Maar haat hij ze ook, omdat hij ze kastijdt? Toont hij niet de hoogste liefde wanneer hij hen in de gaten houdt wanneer ze verkeerd doen? En zal onze Vader in de hemel niet hetzelfde doen? Ja: inderdaad! God haat ons niet: Hij is een God van genade en liefde en daarom zet Hij Zijn voorzienige regering van de mens voort. Er is zelfs liefde in deze zware plaag die ons nu treft. De veeplaag is de vinger van een wijs en liefdevol God. De ramp is Engeland overkomen vanwege de nationale zonden, schrijft Ryle. God heeft een geschil met Engeland, vanwege vele dingen die onaangenaam zijn in Zijn ogen. Hij zou ons graag opwekken zodat we onze ongerechtigheden zouden voelen. De veeplaag is een boodschap uit de hemel. Oproep Ten derde: laat ons allen persoonlijk proberen te breken met de zonden die ons omringen, en onze wegen aan te passen. Het is gemakkelijk om fouten bij de regering te zoeken, en anderen de schuld te geven als we in problemen zijn. Een betere weg is echter tot onszelf in te keren, en te proberen ons best te doen om dingen beter te maken. De zonden van een natie zijn een optelsom van de zonden van een groot aantal individuen. Ten vierde: laten we ieder de invloed die we op anderen hebben, aanwenden om hun zonden te beteugelen. De macht die ouders, leraren, leraressen, en werkgevers hebben in dit opzicht is zeer groot. Als die zich allen ertoe zouden zetten om sabbatontheiliging, buitensporigheid in kleding, ijdelheid, dronkenschap en overtreding van het zevende gebod te beteugelen, dan zou dat een enorm voordeel opleveren voor de algemene toestand van de natie. Ten vijfde: we moeten meer barmhartigheid tonen in de wereld. Het is een droevig feit dat de toename van giften aan de diaconie in Engeland niet in verhouding staat tot de toename van de welvaart. De handel en commercie van het land zijn waarschijnlijk verdubbeld in de afgelopen twintig jaar. Maar de inkomsten van de meeste grote kerkelijke verbanden onder ons zijn bijna op hetzelfde peil gebleven. Als het Engelse volk zich niet zal herinneren dat zijn goud en zilver slechts een loon van God is, en bedoeld om voor Hem te gebruiken, kan ik niet verrast zijn wanneer God het daaraan herinnert, door zulke bezoekingen als een veeplaag. De hand die een natie weelde brengt, is ook de hand die de weelde weg kan nemen. Bidden |
![]() |