Christen & kunst | 22 mei 2000 |
Schuivende normen1994 - Prof. dr. A. Th. van Deursen beschouwt in zijn Huizinga-lezing als christen de kwaliteit van de hedendaagse cultuur. De periode na de Tweede Wereldoorlog kenmerkt zich door schuivende normen. Waar vele eeuwen lang de westerse cultuur als christelijk getypeerd kon worden, is er nu sprake van een snelle ontkerstening. Hoe groot de breuk is, wordt duidelijk in de Huizinga-lezing die prof. dr. A. Th. van Deursen in 1994 in de Leidse Pieterskerk houdt. In het spoor van Da Costa en Huizinga houdt hij zijn publiek voor dat cultuur altijd waardengebonden is, dat met de opheffing van die waarden een nieuwe beschaving de oude omverwerpt, en dat een cultuur van schuivende normen zichzelf aan ontreddering prijsgeeft. Dat is het standpunt van een christen, waar tal van Nederlanders het niet mee eens zijn. Zelden heeft een Huizinga-lezing zo veel stof doen opwaaien als in 1994. Er zijn, ook in de tweede helft van de twintigste eeuw, christenen die zich laten meenemen door de eigentijdse cultuur. Er zijn anderen die kiezen voor zo veel mogelijk isolement. En er is een derde groep, die niet meegesleurd wil worden door het gedachtegoed dat de hedendaagse cultuur kenmerkt, maar toch in die cultuur wil staan. Het hoeft niet te verwonderen dat juist de laatstgenoemde groep het meest bezig is met voortdurende, kritische bezinning. Dr. H. Goedhart is een van de weinige Nederlandse twintigste-eeuwse theologen die een weloverwogen cultuurvisie in een boek neerleggen. In Christendom en cultuur (1961) benadrukt de hervormde predikant het positieve element van de cultuur: ze is een gave van God en cultuurmijding is een miskenning van de algemene genade. Kunstzinnig bezig zijn zonder daarin God als Gever te erkennen, stelt schuldig. Voor dr. Goedhart is niets in de cultuur neutraal. Boze machten krijgen er gemakkelijk vat op. Op het christelijk denken heeft de literatuurwetenschapper en apologeet C. S. Lewis grote invloed. Hoewel hij zijn leven aan de studie van kunst en cultuur heeft gewijd, relativeert hij als het erop aankomt de waarde ervan. Kunstuitingen kunnen plezier, vermaak bieden, ze kunnen zelfs heenwijzen naar bepaalde christelijke deugden. Maar ze kunnen een mens ook beschadigen. Cultuur is niet ieders weg naar Jeruzalem; voor sommigen is het een weg die naar buiten leidt. Dat neemt niet weg dat op dit terrein christenen aanwezig moeten zijn, vindt Lewis. Ook op zijn vakgebied wil hij een christen zijn. Kunst en cultuur dienen niet in dienst te staan van gemaskeerde zelfzuchtigheid, maar inzicht te bieden in mensen en hun bestemming. |