Christen & kunst | 22 mei 2000 |
Roman ter discussie1823 - Isaac da Costa signaleert een toename van onzedelijkheid, onder meer door het lezen van hart- en verstand verpestende en ontzenuwende Romans. Als het genre van de roman in de loop van de achttiende eeuw voor het eerst serieus in beeld komt, wordt er behoorlijk kritisch naar gekeken. Lezers zijn gewend dat prozaverhalen of ze nu gaan over avonturen, reizen, misdaden of erotiek in het algemeen weinig stichtelijks te bieden hebben. Geen wonder dus dat serieuze critici bang zijn voor moreel verval, als blijkt dat de roman terrein wint. Als lezer kun je immers door de uitvoerige beschrijving van de gevoelens en hartstochten van de hoofdpersoon meegesleurd worden. Hoewel de briefroman in het literaire leven al snel geaccepteerd raakt, betekent dat zeker niet dat ook de kerkelijke leidslieden er zo over denken. In de negentiende eeuw worden er nog steeds verhitte discussies gevoerd over de vraag of lezen verheffend of juist verderfelijk zou zijn. Da Costa bijvoorbeeld trekt in zijn Bezwaren tegen de geest der eeuw fel van leer: lectuur brengt verderf en onzedelijkheid, de scholen overstelpen kinderen met onnutte kennis en waanwijsheid via boeken. De protestantse en rooms-katholieke leidslieden hebben grote invloed op het leesgedrag van de bevolking. Merkwaardig genoeg richten zij zich vooral tot vrouwen, die kennelijk minder dan mannen bestand zijn tegen de slechte invloeden van het boek. Van alle soorten boeken zijn romans het meest verderfelijk. Het lezen daarvan leidt tot luiheid, onvrede met het eigen bestaan en onzedelijkheid. Langzamerhand gaat de antileespropaganda zich dan ook vooral richten tegen bepaalde soorten lectuur, niet meer tegen het lezen op zichzelf. Alle bestrijders kampen immers met één probleem: ze bedienen zich van de drukpers in hun strijd tegen de drukpers. Er ontstaat dus christelijke lectuur: verhalen met een moraal. De boeken van ds. Jan de Liefde veroveren protestants Nederland. Dominee-dichters en predikant-prozaïsten wijzen hun lezers erop hoe ze zich moeten gedragen en waar hun keuzes moeten liggen. Protestantse lezers behoren het werk van dominees en andere stichtelijke auteurs te lezen, niet iets anders. In de loop van de twintigste eeuw bereiken christelijke schrijvers als L. Penning, H. te Merwe, W. G. van de Hulst, Anne de Vries, K. Norel, W. Schippers en anderen een steeds groter publiek. Dankzij hun werk is de roman in christelijke kring een geaccepteerd genre geworden. |