Concertmuziek
Het grootste deel van de ondervraagde groep trekt slechts sporadisch de schoenen aan om naar muziek te luisteren. Ruim 36 procent gaat nooit naar een concert of uitvoering en nog eens 46 procent doet dat hooguit drie keer per jaar. Slechts 3 procent bezoekt jaarlijks meer dan tien concerten.
De belangstelling van de concertbezoekers gaat vooral uit naar uitvoeringen van christelijke koren ( 59 procent) en van organisten (38 procent). De belangstelling voor uitvoeringen van klassieke muziek in kerk- of concertzaal ligt op 15 procent. Dit soort uitvoeringen weet vooral bij hoger opgeleiden interesse te trekken, zoals vwo (22 procent), hbo 23 procent) en universitair opgeleiden (36 procent).
De gereformeerde gezindte luistert niet alleen naar muziek, veelvuldig bespelen mensen uit die gezindte zelf een instrument. Zo'n 44 procent doet dat en 16 procent is lid van een koor. Het percentage muzikanten ligt in de leeftijdscategorie 21 tot 40 jaar op 58, terwijl dat in de categorie 41 tot 70 jaar op 37 staat. Het aantal muziekmakers binnen de gereformeerde gezindte lijkt dus toe te nemen.
Die conclusie is zeker te verdedigen als we zien dat jongeren die een instrument bespelen, procentueel gezien vaker muziekles kregen dan oudere muzikanten. Zo heeft bijvoorbeeld van de muziekmakers in de leeftijdsgroep 21 tot 30 jaar 80 procent lessen gevolgd, terwijl de groep 41 tot 70 zo'n 66 procent een muziekleraar heeft gehad.
Als het gaat om de populariteit van muziekinstrumenten, staat het orgel nog steeds bovenaan, respectievelijk gevolgd door blokfluit, piano, dwarsfluit en gitaar. Van de instrumentalisten heeft 71 procent les gehad en 19 procent heeft bij een muzikale uitvoering anderen van z'n gaven laten meegenieten.
Boetseren
Heel anders dan bij muziek is de belangstelling voor beeldende kunst. Zo'n 9 procent van de ondervraagde volwassenen schildert, boetseert of beeldhouwt. Mensen met een lbo- of mavo-opleiding doen dat nauwelijks, respectievelijk 3 en 6 procent. Daarentegen blijken wetenschappelijk gevormden hier meer aan te doen (18 procent). Van de beoefenaars van de beeldende kunsten heeft 55 procent wel eens les gehad om de kneepjes van het vak onder de knie te krijgen. Toneel wordt er binnen de gereformeerde gezindte door 16 procent wel eens beoefend.
Het gaat daarbij vooral om stukjes die mensen bij bruiloften en familiefeesten opvoeren. Echt meedoen aan het instuderen en opvoeren van grote toneelstukken doet bijna niemand, minder dan 1 procent. Alleen in mijn opleiding heb ik hieraan mee moeten doen, schreef iemand op het vragenformulier. Het bezoeken van een toneelvoorstelling in een schouwburg doet slechts een kleine minderheid; 4 procent van de ondervraagden stapt een tot drie keer per jaar de toneelzaal binnen. Uitgesplitst naar opleiding geldt ook hier dat hoger opgeleiden dit vaker doen dan lager opgeleiden. Zo zegt 8 procent van de hbo'ers enkele malen per jaar naar de schouwburg te gaan en van de wetenschappelijk opgeleiden 12 procent.
Bioscoopbezoek
Anders ligt het bij het bezoek aan een bioscoop. Van de volwassenen gaat 7 procent jaarlijks een tot drie keer naar de film. Daarbij is er duidelijk verschil tussen oudere en jongere generaties. Van de zestig-plussers gaat 4 procent hooguit drie keer per jaar de filmzaal binnen; bij de geënquêteerden tussen de 21 en 30 jaar ligt dit percentage op 13. Vergeleken met de scholieren is dit percentage laag: van de reformatorische scholieren blijkt 66 procent minstens een keer per jaar naar de bioscoop te gaan. Favoriete films zijn de Titanic, Prince of Egypt, Kruimeltje, maar ook films met een gewelddadiger of schunniger inhoud bekijken jongeren. Hier is duidelijk een breuk met hetgeen tot nu toe binnen de gereformeerde gezindte gangbaar is. Dat is zeker zo omdat deze uitkomst overeenkomt met het onderzoek dat het RD in 1998 onder middelbare scholieren liet uitvoeren en dat is gepubliceerd in de bundel De eeuw in het hart. Toen gaf 44 procent van de ondervraagde leerlingen aan dat zij de bezwaren van de reformatorische kring tegen bioscoopbezoek deelden. Nu blijkt die groep nog kleiner te zijn geworden.
Musea
Genieten van de kunstschatten die in musea te zien zijn, doet maar een klein deel. Van de ondervraagden zegt 48 procent nooit een museum binnen te gaan; 42 procent doet dat een tot drie keer per jaar en slechts 10 procent doet het vaker. De mensen die hooguit drie keer per jaar naar een museum gaan, zijn vooral geïnteresseerd in streek- of kerkgeschiedenis achtereenvolgens 34 en 39 procent en minder in kunstwerken. Schilderijententoonstellingen weten nog zo'n 25 procent van de ondervraagden te interesseren, maar moderne kunst slechts 3 procent. Bij de onderzochte groep blijken mensen boven de veertig en hoger opgeleiden in het algemeen iets vaker naar tentoonstellingen te gaan dan mensen met een lagere opleiding.
Samenvattend: belangstelling voor cultuur in de meest brede zin van het woord is binnen de gereformeerde gezindte aanwezig. Boeken en muziek hebben brede interesse. Voor kunst bestaat vooral belangstelling bij de hoger opgeleiden. Daarin verschilt de reformatorische kring niet van de samenleving als geheel. Ook daar is een kleinere groep die geboeid is door werken van klassieke en moderne kunstenaars. Van een grotere openheid ten opzichte van de cultuur binnen het geheel van de gereformeerde gezindte is geen sprake, afgezien van het bioscoopbezoek bij jongeren.