Koninklijk huis | 13 oktober 1999 |
WaterbeheerDoor Bea Versteeg Zij stelden zich daar heel wat bij voor, zo vertelde de troonopvolger maandag in Zaandam. Ik werd overstelpt met reacties. Niet alleen komische opmerkingen en grappen, maar ook en vooral brieven van bedrijven, instellingen en personen, vol goede raad, adviezen en verzoeken. Talloze ondernemers, van zwembadleveranciers tot verkopers van containers met drinkwater voor kantoren, probeerden mij er in fraaie bewoordingen van te overtuigen dat ook die activiteiten gezien konden worden als goede voorbeelden van waterbeheer. Leuke voorstellen, maar een prins is nu eenmaal geen verkoper. Daarom heeft Willem-Alexander de afgelopen twee jaar talloze gesprekken gevoerd met organisaties en overheden die zich met waterbeheer bezighouden. De leerschool heeft hem gemaakt tot een volwaardige gesprekspartner. Hij weet waar hij het over heeft. En hij durft zijn nek uit te steken. Bijvoorbeeld met het pleidooi van maandag om water meer dan nu een bepalende factor te laten zijn bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. Daarmee loopt hij duidelijk voor de troepen van de beleidsmakers uit. Maar prins Willem-Alexander weet dat de gedachten van de politici ook in die richting gaan. Na de wateroverlast in 1995 is er herhaaldelijk op gewezen dat nog hogere dijken of een extra pomp niet de remedie tegen de kwaal zijn. Door zijn pleidooi een vanzelfsprekend uitvloeisel te laten zijn van hetgeen hij tijdens zijn gesprekken van de beleidsmakers hoort, voorkomt Willem-Alexander dat hij botst met de verantwoordelijke politici. Hij blijft binnen de grenzen die aan zijn functioneren gesteld zijn. Hij komt niet met kritiek, maar met suggesties van hoe het zou moeten. Suggesties waarvan hij weet, dat hij daarvoor een open oor zal vinden. |