Koninklijk huis 3 mei 1999

„Koninginnedag is vooral een verzetje”

De nationale eendracht bevorderen

Door H. de Vries
Aan de herdenking van de slag bij Heiligerlee wilden de roomsen niet meedoen, vanwege de protestantse lading. De herdenking van 1813 viel slecht bij de liberalen, omdat het organiserend comité protectionist Willem I centraal stelde. Eind vorige eeuw werd het neutrale alternatief bedacht, verteerbaar voor alle partijen. Koninginnedag, een liberaal bedenksel ter bevordering van de nationale eendracht. Dit jaar voor de vijftigste keer op 30 april.

Tot eind vorige eeuw moest Nederland een algemene nationale feestdag ontberen. Geen enkel historisch feit leende zich ervoor de verschillen tussen rooms-katholieken, liberalen, antirevolutionairen en socialisten te overbruggen. Tot leedwezen van de liberale burgerij, die de polarisatie met zorg gadesloeg. Het was het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad dat de oplossing aandroeg. De liberale courant lanceerde het idee de geboortedag van prinses Wilhelmina tot nationaal verbroederingsfeest te verheffen.

Oranjegevoel
In zijn in 1992 gepubliceerde dissertatie over liberalisme en nationalisme in Nederland tussen 1870 en 1918 wijdde de Groningse historicus Henk te Velde een kloek hoofdstuk aan de relatie tussen de liberalen en Oranje. Vooral het gedeelte over het ontstaan van Koninginnedag trok de aandacht. „Nog steeds word ik gevraagd om lezingen over dit onderwerp te houden.”

Ondanks alle verrichte studie heeft de universitair docent aan de Rijksuniversiteit Groningen niet echt grip gekregen op het Oranjegevoel. „Het is een ongrijpbaar iets. Op het moment dat de vorst ergens op bezoek komt, is de reactie de jaren door dezelfde. De bevolking loopt er massaal voor uit. Tegelijkertijd is heel lastig te bepalen wat daar nu precies de achtergrond van is. Voelt men zich werkelijk met de vorst verbonden, of is het de behoefte aan een verzetje, waarbij Oranje als aanleiding fungeert? Ik heb de indruk dat het laatste overheerst.”

Veelzeggend is voor Te Velde dat de koninginnedagfestiviteiten aanvankelijk georganiseerd werden door verenigingen tot veredeling van het volksvermaak. Deze instellingen, ontstaan uit de strijd tegen banale kermissen, ontwikkelden zich spontaan tot een soort Oranjeverenigingen. Paradoxaal genoeg sloot hun invulling van de nationale feestdag nauw aan bij de verfoeide kermis.

Politiek
De antirevolutionairen stonden nogal sceptisch tegenover het liberale bedenksel, ontdekte Te Velde. „De wijze waarop de feestdag werd ingevuld, bevestigde de politieke status-quo. Daar kwam bij dat hun houding te opzichte van Oranje ambivalent was. Als het aan Kuyper lag, was Nederland een republiek met Oranje gebleven. Ook bij de afgescheidenen zag je die wat dubbele relatie. Enerzijds leefde daar sterk de gedachte van een onverbreekbare band tussen God, Nederland en Oranje, aan de andere kant was het koning Willem I die het hun onmogelijk maakte de kerk in te richten zoals ze dat wilden.

In het algemeen waren de antirevolutionairen van mening dat de historische Oranjes herdacht dienden te worden. Bij de rooms-katholieken zag je het omgekeerde: de historische Oranjes waren hun tegenstanders geweest. Zij konden beter uit de voeten met de Oranjes van hun tijd. Te meer daar de katholieken altijd voorstander zijn geweest van de monarchie. Grof samengevat kun je zeggen dat de antirevolutionairen orangist waren en de katholieken monarchist, terwijl de liberalen het Oranjehuis vooral als bindmiddel zagen, het ”nationaal middenpunt”.”

Symboolfunctie
In prinses Wilhelmina ontving het Nederlandse volk een koningstelg die voor niemand controversieel was: een onschuldig meisje. Het verklaart voor Te Velde waarom juist in deze periode Koninginnedag werd geboren. „Voor een nationale feestdag heb je een vorst nodig die meer een symboolfunctie dan een politieke rol vervult.”

Na de inhuldiging van Wilhelmina kwam er een netwerk van Oranjeverenigingen, dat zich na de Tweede Wereldoorlog over het hele land uitbreidde. De invulling van Koninginnedag bleef de jaren door min of meer gelijk. Het programma van de Vereeniging tot Veredeling van het Volksvermaak te Amsterdam voor de Prinsessedag van 1889 vermeldt al een kinderfeest, een door muziekkorpsen ondersteunde optocht, het zingen van feestliederen en een muziekuitvoering.

Op het feestterrein bevonden zich draaimolens, goochelaars, koorddansers en acrobaten. Een tocht met verlichte vaartuigen op het IJ, gecombineerd met vuurwerk, vormde het sluitstuk van het festijn. Het benodigde bier werd gratis verstrekt door een zestal brouwers, onder wie naast Heineken ook de antirevolutionaire W. Hovij, die kennelijk de bezwaren van geestverwanten tegen Prinsessedag niet deelde.

Defilé
Hoe het Oranjehuis zelf de jaarlijkse feestdag waardeerde, is voor de Groningse historicus niet geheel duidelijk. „Emma was er waarschijnlijk gelukkig mee. Die had gevoel voor wat wij vandaag PR noemen. In de periode dat ze regentes was, reisde ze met Wilhelmina het hele land door om het volk in aanraking te brengen met de nieuwe vorstin. Zo mogelijk werd de prinses in plaatselijke klederdracht gehuld, om gevoelens van vertedering en aanhankelijkheid op te wekken.”

Bij het ouder worden bleek Wilhelmina uit ander hout gesneden. Ze wenste een politieke rol en had een afkeer van de franje rond Oranje. Haar dochter kwam meer tegemoet aan de wensen van het volk, door de invoering van een defilé op haar verjaardag. Uit meteorologisch oogpunt was de overgang van 31 augustus naar 30 april geen succes. De paraplu werd voor de schare bij Soestdijk een onmisbaar attribuut.

Koningin Beatrix sloot volgens Te Velde, wellicht onbewust, weer aan bij de oorspronkelijke viering van Koninginnedag, als lokaal feest. „In plaats dat ze iedereen de gelegenheid geeft langs haar huis te lopen, gaat ze zelf het land in. De Amsterdamse vrijmarkt op Koninginnedag lijkt zelfs wat op oude Oranjefeesten van voor 1890.”

Kroonprins
Omdat 31 januari zich nog minder leent voor een volksfeest dan 30 april, handhaafde de huidige vorstin de geboortedag van haar moeder als Koninginnedag. De geboortedag van kroonprins Willem Alexander, 27 april, biedt ook voor de toekomst geen soelaas. Nederland zal het feest voorlopig nog met regenkleding en paraplu moeten vieren. Voor Te Velde maakt het weinig uit. „Ik ben niet iemand die actief aan de festiviteiten deelneemt. Door mijn beroep bekijk ik ze vanaf de zijlijn, als toeschouwer. Met een glimlach.”