Koninklijk huis | 3 mei 1999 |
Confrontatie met leed slachtoffers motiveert me door te gaanDe taaie strijd voor veiligheidDoor Bea Versteeg Uit de biografie van de Rijksvoorlichtingsdienst komt de 60-jarige te voorschijn als een veelzijdig mens. Mr. Pieter van Vollenhoven heeft een passie voor muziek. Hij bekleedt functies op het gebied van monumenten- en natuurbeleid en veiligheidszaken. Zo is hij onder meer voorzitter van de Raad voor de Transportveiligheid, de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie, de International Transportation Safety Association en de Stichting Fonds Slachtofferhulp. Het lidmaatschap van het Koninklijk Huis en de daaraan gekoppelde ministeriële verantwoordelijkheid is bij het bekleden van deze functies eerder een belemmering dan een voordeel. Er wordt iets kritischer op je gelet. Ik moet oppassen dat ik het vak blijf beheersen. Daar steek ik veel tijd en energie in. Je wordt toch sneller onderuitgehaald. De buitenwereld heeft de neiging om te denken dat ik er niets vanaf weet en dat een ander mijn toespraak heeft geschreven. De inzet voor organisaties op het gebied van de veiligheid is geen toevallige. De interesse voor veiligheidszaken was er achteraf gezien al veel langer. Tijdens de rechtenstudie in Leiden heeft Van Vollenhoven als keuzevak de Nederlandse politieorganisatie gedaan. Een vak waarmee het hoofdstuk veiligheid onlosmakelijk verbonden is. Tijdens de vervulling van zijn dienstplicht bij de Koninklijke Luchtmacht kruist het onderwerp opnieuw zijn pad. Als jurist raakt hij erbetrokken bij het ongevalsonderzoek van de luchtmacht. Hij tekent bij om vlieger te worden. Daar leer je heel snel om niet op een wolk te gaan zitten wachten op de wegenwacht. Je wordt daar opgevoed met het woord veiligheid. Vliegers zeggen wel eens: De enige straf is de doodstraf. Daar zit wat in. Je gaat anders over het woord veiligheid nadenken. Zijn echte entree in de veiligheidswereld komt voor Van Vollenhoven in 1977. Hij wordt voorzitter van de inmiddels opgeheven Raad voor de Verkeersveiligheid. Vanaf dat moment is de veiligheid in zeer veel verschillende vormen op mijn pad gekomen. Het zou geen pad van rozen zonder doornen worden. Veiligheid is, zo moet ik eerlijk zeggen, een moeizaam onderwerp. De moeizaamheid zit hierin dat de veiligheid het heel gemakkelijk kan afleggen tegen andere belangen, veelal economische belangen. Kijk maar naar het ongeval in de Mont Blanc-tunnel of het niet oefenen met rampenbestrijdingsplannen door gebrek aan geld of wegens gebrek aan gemeenschappelijke interesses. Bij de Hercules-ramp werden wij geconfronteerd met de gevolgen hiervan. Bij wateroverlast ontdekken wij achteraf dat wij zijn gaan bouwen op plekken waar je direct al vraagtekens bij had kunnen plaatsen. Bij vele rampen blijkt, dat de veiligheid ondergeschikt gemaakt is aan economische belangen. Na de ramp in de Mont Blanc-tunnel laaide een 'oude' discussie over de veiligheid van de tunnels weer op. De autoriteiten ontkennen dat de veiligheid te wensen overliet, terwijl de brandweer al eerder vraagtekens had geplaatst bij de toegankelijkheid van de tunnel voor reddingwerkers! Als dit soort dingen gebeurt, vraag ik me wel eens af: Voor wie zet ik me eigenlijk in als het om de veiligheid gaat. Het antwoord op de vraag is de confrontatie met de slachtoffers van misdrijven en verkeersongelukken. Hun verdriet, hun leed en de totale verandering van hun leven geeft mij de motivatie om door te gaan met de strijd tegen de onveiligheid in het algemeen. Zonder de ontmoetingen met de slachtoffers was ik bij wijze van spreken al 20 jaar geleden met het gevecht gestopt. Vreugdevol Het onafhankelijk onderzoek wil Van Vollenhoven niet beperken tot ongevallen in het transport en bij de krijgsmacht. Ongelukken binnen de laatste organisatie worden onderzocht door de Defensie Ongevallenraad. Bij het ministerie van Binnenlandse Zaken probeert hij het onafhankelijk onderzoek naar alle sectoren van de maatschappij door te trekken. Of hiervoor allemaal verschillende onderzoeksinstanties moeten komen of één overkoepelende is een kwestie van smaak. Eén organisatie is wel efficiënter. Ook bij een onderwerp als zinloos geweld kan het in zijn ogen nuttig zijn een onafhankelijke instantie te laten kijken waarom mensen zich daaraan schuldig maken. Bij het achterhalen van de schuldvraag zwijgt de dader. Hij wordt ineens buitengewoon vergeetachtig, want hij helpt met het opbiechten alleen maar zijn straf verzwaren. De grote waarde van het onafhankelijke onderzoek is dat de oorzaak los wordt gemaakt van de schuldvraag. Je komt iets meer achter de waarheid. Als bij zinloos geweld niet de drijfveer om zoiets te doen wordt achterhaald, dan lijkt het mij buitengewoon moeilijk om het te bestrijden. Veiligheid is voor zowel de overheid als de burger een onderwerp dat het hart niet sneller doet kloppen. De samenleving raakt pas geïnteresseerd in het onderwerp als er een grote ramp gebeurt, zoals met het El Al-toestel in de Bijlmer. Dan is zij van slag. Maar als er 25 jaar niets geschiedt en meneer Van Vollenhoven begint te zeuren over de veiligheid, dan is niemand thuis. Op dit gebied word je snel als een zeurpiet beschouwd. De burgers zijn van huis uit slordig omgesprongen met de veiligheid. Daarom is de zorg voor veiligheid in de jaren 1870-1880 bij de overheid terechtgekomen. De overheid is monopolist geworden. Het is ook heel lang zo geweest dat de burgers niets mochten doen. Als er iets gebeurde, belde de burger een alarmnummer. De politie pakte dan het probleem aan. De overheid zorgt vanwege haar monopoliepositie voor regelgeving voor en handhaving van de veiligheid. De verschillende veiligheidsonderwerpen hebben ieder afzonderlijk hun eigen levenspad afgelegd, met als gevolg dat de veiligheid in het algemeen zeer verkokerd is. Daardoor bestaan er naast de politie nog eens 32 verschillende bijzondere opsporingsdiensten. Zo kennen de luchtvaart, scheepvaart, spoor- en wegverkeer allen in één departement ondergebracht toch allemaal verschillende veiligheidsregimes. Deze verkokering heeft zeer negatieve gevolgen voor de veiligheid in het algemeen. Door gebrek aan belangstelling wil de overheid aan deze materie niet graag haar vingers branden! Te voorzichtig Het ministerie is in principe nu verantwoordelijk voor het realiseren van een geïntegreerd veiligheidsbeleid op het gebied van de criminaliteitsbestrijding. Maar daar gaat men naar mijn overtuiging nog te voorzichtig mee om. De basis is echter aanwezig om dit departement dé coördinator van het totale veiligheidsbeleid te laten worden. Als adviseur bij dit ministerie heb ik mogen meemaken dat bijvoorbeeld de brandweer niet of te laat bij de tunnelbouw wordt ingeschakeld. Dit alles moet je, nogmaals, toeschrijven aan de bestaande verkokering in ons land. De Defensie Ongevallenraad en de Raad voor de Transportveiligheid zijn beide belast met het onafhankelijk onderzoek. Toch zijn ze beide merkwaardig genoeg totaal verschillend van structuur. Een reden te meer om de moed te hebben om één minister voor het veiligheidsbeleid aan te wijzen. Dat wil niet zeggen dat deze coördinerende bewindsman de verantwoordelijkheden aantast van de andere ministers. Zij blijven allemaal verantwoordelijk voor hun eigen veiligheidsbeleid. Maar er moet één minister zijn die zegt: Wat merkwaardig dat er een schip aan de ketting in de haven van Rotterdam ligt omdat dat niet voldoet aan de veiligheidseisen en dat zoiets bij bijvoorbeeld een onveilig vliegtuig tot voor kort onbespreekbaar was. Dit laatste geschiedde niet uit vrees voor tegenmaatregelen van het land waaruit dat vliegtuig kwam. De overheid heeft in de afgelopen decennia iets van haar monopolie op de veiligheid teruggegeven aan de burger. Het is gestart bij de criminaliteitsbestrijding. Daar werd de burger onder de noemer van sociale zelfredzaamheid betrokken bij de zorg voor de veiligheid. Het debat gaat nu om de vraag: Wat mag de burger van de overheid verwachten en omgekeerd? Het moet niet zo zijn dat de Nederlander die een belaagd medemens redt daar later de rekening voor gepresenteerd krijgt. Een paar jaar geleden is een agent in zijn vrije tijd een vrouw te hulp geschoten die in een tram werd aangerand. Hij slaat daarbij de dader een kaakfractuur. Hij moest 1000 gulden smartengeld betalen. Dit komt mij niet als redelijk voor. Deze opvatting is geen pleidooi voor een agressieve maatschappij. Ook hoeft iedereen zich niet uit te rusten met pepperspray. Ik wil in het kader van de nieuwe balans van verantwoordelijkheden tussen overheid en burger weten wat ik van mijn medemens mag verwachten als hij ziet dat ik belaagd word. Grijpt hij in of doet hij het niet om een schadeclaim van de dader te vermijden? Dat soort vraagstukken wordt naar zijn mening te langzaam opgepakt. Zo krijgt de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie geen geld om onderzoek te doen naar de vraag hoe rechters de begrippen noodweer en noodweerexces interpreteren. Jammer, omdat de overheid heel helder moet maken wat zij van de burgers verwacht als zij niet wil dat die zich gaan uitrusten met honkbalknuppels of andere zaken. Inzet Slaan de organisaties in de wijk de handen ineen en hebben de bewoners het gevoel serieus genomen te worden, dan is er een wereld gewonnen. Als zij vertrouwen hebben en de overheid laat zich kennen als een betrouwbare gesprekspartner, dan zijn de bewoners zeer bereid om wat te maken van hun omgeving. Ik weet van buurten met families waarin drie generaties werkloos zijn, maar die toch de wil hebben om hun buurt leefbaar te maken. Zij nemen de zorg voor plantenbakken op zich. De bak schenkt de gemeente. De planten moeten ze zelf betalen. Dan is het plezierig dat de planten niet iedere dag uit de bak gerukt worden. De Nederlanders hebben daarbij een duwtje en een gids door de doolhof van de instanties nodig. Het is zo verschrikkelijk hoe mensen van het kastje naar de muur worden gestuurd. Het lijkt wel of we daarin experts zijn. Bij Slachtofferhulp gidsen wij de slachtoffers door de doolhof heen. In de wijk kan het spreekuur in het buurthuis die functie vervullen. De ervaringen daarmee zijn heel positief. De geslaagde gezamenlijke aanpak van de buurtproblemen is echt een vreugde. Je ziet buurten positief veranderen. De mensen organiseren samen barbecues. Het wordt weer leefbaar en aanzienlijk veiliger. En het hoeft zo weinig te kosten. De potentiële bereidheid van de burgers om hun woonomgeving aangenamer te maken moet meer benut worden. Ja, mits de overheid, die meestal de aanjager is, zich niet terugtrekt als het eenmaal goed loopt. Dan verval je weer in hetzelfde doolhof. Van Vollenhoven ziet ook de ingewikkelde kanten van de wijkgerichte aanpak. De wijkagent hoort soms meer dan goed voor hem is. Wat doet hij als een vrouw die tasjes rooft hem haar laatste aanwinst laat zien? Belt hij dan de recherche of ziet hij dat door de vingers? Dit kan uit de hand lopen. Ik vind dit voor de wijkagenten soms heel moeilijk. Grote wijsheid is daarbij geboden. De geringe belangstelling van overheid en burger voor bijvoorbeeld een veiliger verkeer is wel te verklaren. Wat weinig mensen zich realiseren is dat het deelnemen aan het verkeer eigenlijk volledig gebaseerd is op je eigen inzichten en ervaringen. Je behaalt immers je rijbewijs op je 18e en dat blijft geldig tot je 70e. Iedere verkeersveiligheidsmaatregel wordt door de verkeersdeelnemer dan ook snel gezien als een motie van wantrouwen van zijn eigen kunnen of als een beperking van zijn vrijheid. Dit verklaart dan ook de eindeloze debatten over de invoering van de maximumsnelheid, van de autogordel of de helmdraagplicht. De laatste maatregelen beschouwde men zelfs als een inbreuk op de mensenrechten. Ook de overheid liep niet warm voor dit vraagstuk. In de jaren zeventig waren er toch vele moties van het parlement nodig om de toenmalige regering te dwingen om een vuist te maken tegen de verkeersonveiligheid. En toen spraken wij toch over zo'n 3000 verkeersdoden en 70.000 verkeersgewonden op jaarbasis. Je zou zeggen, deze getallen spreken toch voor zich! Nu spreken wij over zo'n 1100 verkeersdoden, hetgeen neerkomt op twee verkeersdoden per gemeente. Waarover zou je je dan nog druk maken? Alles wat in de jaren zeventig is opgebouwd voor de verkeersveiligheid, is successievelijk verdwenen. De Raad voor de Verkeersveiligheid is opgeheven. De coördinerend minister voor de verkeersveiligheid functioneert nauwelijks meer. Als de coördinatie er nog is, is zij zo lichtvoetig geworden dat zij nauwelijks meer te herkennen is. Het onderwerp is voorbij. Toepassing Een vrucht van het beleid? Wij hebben het in het verkeersveiligheidbeleid gezocht in het nemen van het infrastructurele maatregelen, de handhaving door de politie, verbeterde autoconstructies, maar de mens is totaal buiten beschouwing gebleven. Daar hebben wij niks aan gedaan. Nooit. Over scholing van de verkeersdeelnemers is door de beleidsmakers wel veel gesproken, maar pleidooien voor bijvoorbeeld herhalingscursussen voor het rijbewijs vielen op een onvruchtbare grond. Wetenschappelijk wordt onderschreven dat 90 procent van de ongevallen toe te schrijven is aan menselijke handelingen. Bij iedere autotentoonstelling is er altijd in een hoekje de test: Kent u de verkeersregels nog? Niemand kent ze allemaal of heeft op een paar uitzonderingen na de boekjes met de nieuwe voorschriften doorgenomen. De kennis van de verkeersregels is buitengewoon miserabel. Van Vollenhoven vindt het hoogst merkwaardig dat men wel de auto's gaat keuren, maar dat de mens buiten beschouwing blijft. Op de mens wordt geen beroep gedaan als het gaat om de verkeersveiligheid. In het buitenland, met name in Amerika, werd het rijbewijs dan ook wel eens het license to kill genoemd. Het in acht nemen van de verkeersregels moet afgedwongen worden. De politie heeft geen tijd meer voor al te veel aanhoudingen, met als gevolg dat 80 procent van de processen-verbaal in Nederland via de camera loopt. De overtreder ziet op het transactievoorstel van het openbaar ministerie alleen vermeld staan: Door rood licht gereden of: Snelheidsovertreding. Dat spreekt niet aan. Hij ziet levensgevaarlijke handelingen op straat. Hij ziet de mensen met alcohol op vertrekken en dan wordt hij zelf bekeurd als hij 122 of 125 kilometer op de snelweg rijdt. Wie de steun van de samenleving voor het in acht nemen van verkeersregels verlangt, krijgt dat niet via cameracontrole. De remedie is aanhouding ter plekke. Zonder aanhouding gaat het niet. De politie ziet dan meteen of de automobilist autogordels draagt, alcohol heeft gedronken of zich onveilig gedraagt. De werkelijkheid is dat de camera het overgrote deel van overtredingen registreert. Met zo'n camerabeleid kom je snel terecht bij een incassobeleid, hetgeen je hanteert voor het wegwerken van een financieringstekort bij de overheid. Zo'n beleid heeft met de handhaving van de verkeersregels ten behoeve van de verkeersveiligheid weinig meer te maken. De verdediging voor deze vorm van handhaving is altijd dat de meeste ongevallen worden veroorzaakt door te hard rijden. Er zijn echter ook nog andere oorzaken. Van de agenda Veel ongevallen worden door de burgers zelf afgedaan. Kortom, het aantal verkeersdoden is verminderd, maar de blijvende invaliditeit en het aantal verkeersgewonden is blijven stijgen. De verminderde politieke belangstelling weerhoudt hem er niet van het voor deze problematiek te blijven opnemen. Ik heb namelijk nog nooit een verkeersslachtoffer ontmoet, die met vreugde praat over hetgeen hem of haar is overkomen. Ik heb het er soms wel moeilijk mee om altijd voor die veiligheid te moeten strijden. Er zijn absoluut wel eens van die momenten dat ik me afvraag: Ik doe het toch niet voor mezelf? Voor mezelf zou ik wel leukere dingen kunnen verzinnen. Het is een moeizaam werk, maar we blijven strijden. |