Koninklijk huis

Niet iedereen heeft
een slot op zijn mond

Wat tussen staatshoofd en ministers besproken wordt, dient in Nederland geheim te blijven. De ministers zijn verantwoordelijk en het staatshoofd onschendbaar. Als zij het beiden niet eens kunnen worden, dient een van de twee zich te schikken. Een minister kan aftreden als hij de wensen van het staatshoofd niet voor zijn rekening wil nemen.

Nu zijn ministers ook maar mensen. Niet ieder van hen heeft een stevig slot op de mond. De voormalige minister Van Mierlo van buitenlandse zaken versprak zich een paar jaar geleden. Nederland had een ambassade in Jordanië geopend omdat koningin Beatrix dat wel handig vond vanwege haar nauwe betrekkingen met het Jordaanse koningshuis.

Bij dit voorbeeld gaat het om een zaak waarbij de bewindsman direct betrokken was. Van een heel ander kaliber zijn de uitspraken van de oud-ministers Lubbers, Westerterp en Vredeling. Zij gaven vorige week in een tv-documentaire te kennen dat koningin Juliana tijdens de Lockheed-affaire met aftreden had gedreigd. Dit dreigement zou ertoe hebben geleid dat van een strafrechtelijke vervolging van prins Bernhard was afgezien. De prins werd er tijdens de affaire van verdacht steekpenningen te hebben aangenomen van de Amerikaanse vliegtuigbouwer Lockheed.

Tweede hand
Van zijn stoel is niemand van deze onthulling gevallen. Het kabinet-Den Uyl had in 1976 haar beslissing om geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen gemotiveerd met redenen van staatsbelang. Het instellen van een vervolging zou ernstige gevolgen kunnen hebben voor de positie van het staatshoofd. Voor die gevolgen wilde het kabinet „geen verantwoordelijkheid nemen”.

De dramatische woorden die niet nodig geweest waren. Als het kabinet het Openbaar Ministerie had geraadpleegd had het in gewoon Nederlands kunnen zeggen dat een strafzaak niets had kunnen worden. Het rapport van de Commissie van Drie bood te weinig grond voor een vervolging omdat de getuigen te vaag en de feiten gedeeltelijk verjaard waren.

Daarnaast hadden de achtereenvolgende kabinetten ook weinig gedaan om de prins binnen zijn grondwettelijke grenzen te houden. Het kabinet-Den Uyl had hem in 1975 nog ingezet om bij de sjah van Perzië de deuren te openen voor een order voor De Schelde.

De onthullers van vorige week, Lubbers, Westerterp en Vredeling, hebben hun informatie over het vorstelijke dreigement wel uit de tweede hand. Tijdens de Lockheed-zaak hadden alleen Den Uyl en de toenmalige minister van binnenlandse zaken, De Gaay Fortman, direct contact met het staatshoofd. Met de ministers Van Agt (Justitie) en Duisenberg (Financiën) maakten zij deel uit van een klein comité dat overlegde met de advocaten van de prins. De overige ministers kregen maar mondjesmaat te horen wat de stand van zaken was.