Kerkelijk Leven 22 april 1999

Hoofdredacteur NIW in debat met mr. drs. Evers:

Rabbijnen bemoeien
zich te veel met politiek

Van onze kerkredactie
AMSTERDAM – Het openbare leven in Israël wordt te veel beïnvloed door de rabbijnen, die vaak „moord en brand” schreeuwen om kwesties waarmee zij zich niet moeten bemoeien. Op deze stelling van Tamarah Benima, de vertrekkende hoofdredacteur van het Nieuw Israelietisch Weekblad (NIW), reageerde rabbijn mr. drs. R. Evers. „Deze rabbijnen houden zich gewoon aan de bestudering van de halacha” (het geheel van de mondelinge Joodse overlevering, red.).

Het tweetal debatteerde gisteren in de Joodse scholengemeenschap Maimonides in Amsterdam over theocratie en democratie. De discussie spitste zich toe op de huidige situatie in Israël, de strijd tussen ultraorthodoxe en seculiere Joden. Volgens Evers gaat de staat Israël niet uitsluitend uit van de thora, maar is de wetgeving gebaseerd op de Joodse normen en waarden in de brede zin van het woord. Niet alleen de thora maar ook de filosofische en literaire traditie, waarin Joodse waarden naar voren komen, worden erbij betrokken.

Benima had meer pijlen op haar boog: in een theocratisch geregeerde staat zouden inwoners geen eigen oordeel hebben, maar vragen zij naar geestelijke leidsmannen. „Deze beroepen zich op een hoger persoon, God, van Wie ze precies denken te weten hoe Hij over bepaalde zaken denkt.”

Evers bestreed de gedachte dat de inwoners van een theocratisch geregeerde staat een „stel idioten of makke schapen” zijn, die blindelings hun herder volgen. Dat geldt ook voor Israël. De mensen daar hebben een eigen oordeel en toetsen zelfstandig de mening van de rabbijnen. Maar dat neemt voor Evers niet weg dat rabbijnen een zekere invloed mogen hebben, zoals de christelijke partijen in Nederland als zij zich keren tegen abortus en euthanasie.

Afwijking
Benima spitste de zaak toe op de positie van homoseksuelen. Als volgens de thora homoseksualiteit verboden is, betekent dit dat mensen van deze geaardheid geen plaats kunnen hebben in een theocratisch geregeerde staat. Als de rabbijnen de macht zouden hebben, sloten ze deze groep direct uit, zei de hoofdredacteur van het NIW. „Concreet betekent dit dat zo'n tien personen hier in de scholengemeenschap Maimonides uitgesloten zouden worden”, zo poogde zij de stemming te beïnvloeden.

Evers noemde homoseksualiteit in aansluiting op de thora een afwijking, maar vond daarin niets discriminerends. „Zo staat het gewoon in de thora en dat is onopgeefbaar, zoals de Groenen milieu ook onopgeefbaar vinden.” Hij wees erop dat de thora niet gericht is op: Gij moet (niet), maar op: Gij zult, dat wil zeggen het gaat om een ideaal dat in de toekomst gerealiseerd zal worden.

Evers zette ook uiteen dat theocratie tolerantie impliceert. „In de staat Israël hebben ook minderheden hun eigen rechten. Het Jodendom is niet missionair en is er niet op uit om bekeerlingen te winnen. Theocratie is een kwestie van: hoe passen we het toe. In de politiek gaat het om duizend dingen die niet in de thora staan. De thora discrimineert niet-Joden absoluut niet.”

Uniek
Evers noemde het Joodse denken over staat en staatsmacht uniek. „Mozes, onze leraar, onderwees ons om in geen van de staatsvormen van monarchie, oligarchie of democratie vertrouwen te stellen. Hij leerde ons de regels van God te gehoorzamen, want hij kende slechts macht en soevereiniteit toe aan God. Velen hebben hierin een vorm van theocratie willen lezen. Dit is echter niet de typisch Joodse staatsvorm. Het bestuur over het Joodse volk is niet bedoeld voor de priesterklasse. De ideale staatsvorm is geen priesterbestuur maar een ware theocratie, waarbij God alleen regeert.”

Binnen het Jodendom heeft het koningschap een positieve en spirituele spits, betoogde de Amsterdamse rabbijn. „Als eerste burger is de koning een belichaming van de thora en haar idealen. Het doel van het Joodse volk is het inachtnemen van de thora en het uitdragen van de thora-idealen in de breedste zin van het woord. De leider van dit volk, die dit volksideaal in zijn persoon vertegenwoordigt, moet de belichaming van de thora zijn. De Joodse koning, die zorg moet dragen voor de studie en de inachtnaming van de thora, staat niet boven de wet, maar is onderworpen aan de vele beperkingen die de wet kent.”

De rabbijn verwees ook naar de talmoedische traditie (de op schrift gestelde mondelinge overlevering). „Een bijbels leider moet volgens deze traditie aan drie criteria voldoen: hij moet het levende voorbeeld zijn van moreel verantwoord gedrag, hij moet werken aan het spirituele welzijn van zijn volk en hij dient zich volledig te onderwerpen aan het gezag van de thora.”