Meditatie

Schaamrood

„Nadat ik mijzelven ben bekendgemaakt, heb ik op de heup geklopt…”
Jeremia 31:19

Wanneer wij bidden om bekering voor anderen, in vertrouwen van verhoring, zo moeten wij zelf eerst weten bekeerd te zijn. Vraagt u mij: Hoe kan ik het weten bekeerd te zijn en het beginsel daarvan deelachtig te zijn geworden? Diegenen hebben berouw gehad over hun vorige zonden en misdaden, ze zijn aan zichzelf bekendgemaakt en hebben met droefheid en verontwaardiging over hun verdoemelijke staat op de heup geklopt en zijn schaamrood geworden. Die dit bij zichzelf nooit hebben waargenomen, zijn nog onbekeerd en buiten de staat van genade, buiten alle hoop van behoud.

Ach! Hoevelen zijn er onder ons zogenaamde christendom met een uiterlijke naam van christenen en met een belijdenis van het geloof, terwijl ze onbekeerd zijn en blijven met het eeuwig verderf in het vooruitzicht, indien u zo blijft. Hoe u zich ook mag vleien, alsof God, Die barmhartig is, u ook wel barmhartigheid zal betonen omdat Hij de dood van de zondaar niet begeert. Hoe kunt u zich verbeelden bekeerd te zijn, daar u geen blijken van berouw toont over uw zonden en u nooit in droefheid daarover op de heup hebt geklopt, noch schaamrood bent geworden?

Doch het is niet het berouw van een verwijtende consciëntie na een begane misdaad. Maar het moet zijn een droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering werkt tot de zaligheid.

Johannes Vechovius, predikant te Tiel
(Boet-prediking, 1699)