Vroeg

Gij kinderen, ik heb een boodschap van God aan u. Van die God Die de hemel en de aarde geschapen heeft, Die u geformeerd heeft, en u dagelijks nog onderhoudt. Die God heeft mij tot u gezonde, om u een droevige tijding te brengen. U allen, de jongste niet uitgezonderd, hebt gezondigd. De Heere zal uw lichaam zeker in de hel werpen, tenzij u vrede met God maakt door de Heere Jezus Christus. Wij raden u dan ook aan om de Heere Jezus vroeg te zoeken, want die vroeg zoeken zullen Hem vinden.

Bidden jullie hier wel om, 's morgens en 's avonds? Ik ben bang dat er velen zullen gevonden worden die deze plicht verzuimen. Zeg mij nu eens, mijn lieve kinderen, wat, denken jullie, zal er van die kinderen worden die niet bidden en Hem vergeten? Als zij zo sterven zal de Heere hen ook vergeten.

Ik zal u een raad geven, als u deze avond thuiskomt, zondert u dan af in een stille plaats en breidt uw handen uit in een gebed tot God, en zegt met die verlegen tollenaar: „Heere, wees mij arme zondaar genadig! Heere U heeft beloofd aan arme zondaren zoals ik ben een nieuw hart te geven. Omdat mijn hart zeer boos is heb ik dat zo nodig. Schenk mij Christus en verlos mij van mijn zonden om Christus wil!” Wie weet of de Heere, Die de jonge leeuwen en de raven verhoort, wanneer zij om voedsel roepen, u ook niet zal verhoren. Leest veel in Gods Woord, maar eer u begint te lezen, vraag de Heere of Hij het zegenen wil.

Thomas Halyburton, hoogleraar te St. Andrews
(Het groot aanbelang der zaligheid, 1747)