Kerkelijk Leven

Volgelingen van Menno Simons hadden in Europa weinig rust

De thuisreis van twee mennonieten

Door J. M. D. de Heer
ULMEN – „O, dat is weer een heel verhaal. Hoe kan men toch alles vertellen. Dan kan helemaal niet”. Het verhaal van de 75-jarige Henrich Siebert en zijn echtgenote Walja is lang, tragisch en bijzonder. Zíjn verre voorgeslacht, mennonieten uit Nederland, kwam via Duitsland en Polen in Oekraïne terecht, waar Henrich zelf de terreur van Stalin meemaakte.

Als Henrich Siebert, een Rusland-Duitser uit Ulmen (Eifel), zijn levensverhaal vertelt, komen telkens nieuwe ordners te voorschijn met familiestukken, artikelen en notariële akten. „Ik wil alles bewaren, anders weet straks niemand onze geschiedenis meer”.

Sinds 1989 woont de familie Siebert, Henrich, zijn broer Walter, zijn zus Käthe, met hun echtgenoten en kinderen, in Duitsland. Ze willen volstrekt niet als immigranten worden aangezien. „Wij keerden terug naar ons vaderland”.

Menno Simons
Het verre voorgeslacht van de Sieberts is afkomstig uit het noorden van Nederland, waar Menno Simons (1496-1561) woonde. De pastoor van Witmarsum brak met het rooms-katholieke geloof, ging niet over tot de Reformatie, maar sloot zich aan bij de beweging van de wederdopers.

Tijdens de Spaanse overheersing van Nederland werden ook de mennonieten vervolgd. Velen vluchtten naar Amerika, een aantal vestigde zich op uitnoding van de Pruisisch-Poolse adel in de buurt van de rivier de Weichsel (Vistula), niet ver verwijderd van de stad Danzig (Gdansk). De Hollanders pachtten land van de Poolse adel, ontginden moerassen en klommen zo tot een zekere economische welstand op. Kerken mochten ze de eerste tijd niet bouwen en ook mochten ze geen personen van buitenaf in hun geloofsgemeenschap opnemen. Het Nederlands bleef nog 250 jaar in gebruik in de eredienst, totdat het langzaam in Duits overging.

Belastingen
Na verloop van tijd kwam het gebied rond de Vistula onder heerschappij van de Pruisen. De mennonieten kregen te maken met beperkende maatregelen en hoge oorlogsbelastingen. Koning Frederik Willem II legde deze op omdat de mennonieten weigerden de militaire dienstplicht te vervullen.

Tegen het einde van de zeventiende eeuw gingen nieuwe horizonten open. Rusland had het vruchtbare gebied ten noorden van de Zwarte Zee op de Turken veroverd; de akkers lagen er echter verlaten bij. De Russische tsarin Katharina II had gehoord dat de mennonieten goede boeren waren en nodigde hen uit zich in deze streek te vestigen.

Tot 1865 ontstonden 58 nederzettingen, die samen de Molotschna Kolonie vormden. Ook hier klommen de mennonieten tot zekere welstand op. Tegelijkertijd leefden ze in een gedurige onzekerheid. Hun weigering in militaire dienst te gaan, zorgde in 1874 voor grote problemen toen Rusland een algemene dienstplicht invoerde. Velen emigreerden naar Amerika. De overname van de macht door de bolsjewisten in 1917 bracht opnieuw een emigratiestroom op gang.

Konteniusfeld
De familie Siebert bleef in de Molotschna wonen, in het dorpje Konteniusfeld, waar Henrich geboren is. „We hadden paarden, acht koeien en een dorsmachine”, kan de Rusland-Duitser zich nog herinneren. De familie bezat verder 16 hectare land, een direct uitvloeisel van de Nieuwe economische politiek van Lenin, die grond onteigende van rijke boeren en die gelijk verdeelde over de arbeiders.

Het waren gunstige jaren voor de Rusland-Duitsers in de Molotschna. Dit duurde tot 1930, toen Stalin het idee uitvoerde om collectieve boerderijen (kolchozen) op te zetten. Zeven jaar was Henrich. Zijn vader bracht het vee naar de kolchoz. Het was een triest tafereel. „Er was ook een klein veulen bij. Ik huilde”.

Siebert bladert wat in een boekje dat hij van zijn moeder kreeg. Het zijn meditaties van Johannes Goszner, een Duitse ijveraar voor zending in de achttiende eeuw. In het dagboek schreef zijn moeder bijzondere gebeurtenissen op. „Henrich geboren”, „Onze bruiloft”, maar ook „Vader gevangen genomen”. Het staat bij 15 november 1937. „We hebben nooit meer iets van hem gehoord”, zegt Siebert verontwaardigd. „Niet één woord!” Hij pakt een nieuwe ordner met het trefwoord “Ouders”. „In 1966 kregen we een overlijdensverklaring. Vader zou in 1943 aan een hartverlamming zijn overleden. We geloofden het. Wat moesten we anders?”

Sinds acht jaar weet de familie dat hun vader nog geen halfjaar na zijn gevangenneming is doodgeschoten. „Wegens contrarevolutionaire activiteiten”, heette het.

Strafkamp
Henrich kwam zelf op 23-jarige leeftijd in een strafkamp terecht. In Lager R24614, Kazachstan. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog verbleef hij in de buurt van de Duitse stad Halle. Door een geheime verschuiving van de demarcatielijn kwam het gebied van de ene op de andere dag van Amerikaans onder Russisch bewind. Henrich werd direct gevangen genomen. Hij had, toen de Duitsers Oekraïne bezetten, namelijk gewonden geholpen. Voor de Russen betekende dat landverraad.

„Weer een onvergetelijke dag”, schreef zijn verslagen moeder in het dagboekje van Goszner. „O Heere Jezus, help ons toch verder”, voegde ze eraan toe.

„We moesten meehelpen een kanaal graven. Dat betekende bevroren grond uithakken, drie kubieke meter per dag. Als we de norm niet haalden daalde het rantsoen brood van 600 tot 300 gram per dag. In later jaren, toen Stalin dood was, werd het regime iets minder streng. In 1956 kreeg Henrich zijn vrijheid weer terug.

Negatief
In februari 1979 dienden de Sieberts de eerste aanvraag in om naar Duitsland te mogen gaan. Het antwoord was negatief. Op de vraag naar de reden kreeg Henrich te horen: „Wíj stellen hier de vragen. Gegroet”. Tien jaar later werd het vijfde verzoek gehonoreerd

Sinds negen jaar wonen Henrich en zijn Oekraïense vrouw Walja in het Duitse dorp Ulmen. Walja werd in 1943 door de Duitse overheersers tewerkgesteld bij de Bodensee in Zuid-Duitsland. Na de bevrijding leverden de Amerikanen haar aan Rusland uit. Men zag haar aan voor een spion, waarvoor ze acht jaar strafkamp kreeg. „Een geschenk na de bevrijding”, zegt Henrich ironisch. „We hebben idiote tijden meegemaakt”.

In Daun, dicht bij Ulmen gelegen, houden de Rusland-Duitsers hun zondagse eredienst. De gemeente telt 42 gedoopte leden. Grote gemeenten bevinden zich in de stad Neuwied, waar duizenden Rusland-Duitsers wonen. De gemeenten hebben in de achterliggende tien jaar diverse scheuringen meegemaakt. „De jongere generatie wil meer te beleven hebben tijdens de diensten. Onze kerkdiensten zijn hun te sober, te ernstig. Maar de echte vreugde ligt toch niet in de vorm van de kerkdienst, maar in het geloof in Jezus Christus?”