Kerkelijk Leven

Koning der instrumenten is er vooral voor de verkondiging

Luchtig en toch een tikje zwaar

Door drs. P. C. den Uil
De schrijver had mij goed door. Over mij behóeft niet geschreven te worden, omdat ik mijn verhaal zélf wel kan vertellen. Dat zit zo: ik ben een sprekend orgaan; ja, het wemelt bij mij zelfs van de spreekbuizen. Luister dus goed.

Ik ben zonder meer erg luchtig van aard. Maar toch kom ik zogezegd zwaar over.

In alle bescheidenheid: ik ben van adel. Mijn naam bewijst dat. Heet ik niet “de koning der instrumenten”? Maar in de omgang ben ik meestal niet afstandelijk, hoor. Alle lagen van de bevolking mogen mij, al dan niet hoofdschuddend achteroverhangend of juist zwijmelend in trance voorovergebogen, twee handen schudden en zelfs met de voeten treden: geschoolden en beginnelingen, oude jubilerende mannen met kale hoofden maar ook jonge maagden met een hoofddeksel op, binnen het verband van het verbond en daarbuiten.

Aan sommige lieden heb ik echter een uitgesproken hekel. Die heffen beide armen en beide benen op alsof zij hard geschrokken zijn, om vervolgens alle ledematen tegelijkertijd op mijn lichaam te laten beuken. En dan dat poeha-gezicht erbij! “Speeltuig”, noem ik dat soort druktemakers. Dat doet mij overigens denken aan iemand die datzelfde woord in een andere betekenis gebruikte (klankassociatie heet dat). Ik heb het voorval zelf horen verhalen aan de speeltafel. Ooit moet een ook via deze krant vermaard pijporgelminnend burgervader –bij de opening van een nieuw kerkgebouw geconfronteerd met een elektronisch orgel– zijn grieven tegen het elektronicum schamper geuit hebben met de berijming uit 1773: „...het speeltuig moet dien toon vervangen”. Klankexegese, noemen we zoiets. Maar dat als intermezzo.

Verkondiging
Toegegeven, aan een fijnzinnig concertantje heb ik beslist geen hekel. Maar het mooist van alles is en blijft natuurlijk de ontmoeting met niets minder dan een profeet op de orgelbank. Zo iemand die zich pas op zijn plaats voelt als hij (of zij natuurlijk) bij het uitgangspunt van het Woord de toepassing in de klank heeft gevonden. Ten diepste ben ik er immers voor de verkondiging.

Alle kerkgangers weten dat wel, maar lang niet iedereen hoort het. Soms komt dat doordat er geen profeet op de orgelbank zit, soms omdat die kerkganger... Afijn, over allerlei verklarende oorzaken heeft het RD-archief nog wel wat opiniërende probeersels liggen. Hoe dan ook, elke bevinding van mijn klank als Woord voor het hart doet mij goed.

Oudtestamentisch heb ik goede papieren. Althans bij de biblicisten onder u, voor wie toch zo kenmerkend is dat zij zich om vertalingskwesties of om historische en contextuele verbanden niet bekommeren. Immers, handelde niet reeds een Jubal in orgelen?

Combo's
Wist u trouwens dat ik met de Reformatie in de eredienst tot zwijgen ben gebracht? Jazeker, men vond mijn inbreng rooms! Pas na ongeveer 1635 mocht mijn welluidendheid de psalmzang gaan ondersteunen. Niet zo verwonderlijk, hoor. Heeft met associatie te maken. Ik bedoel dit: die orgelkwestie toen lag natuurlijk net zo gevoelig als een combo in de eredienst voor reformatorische kerkgangers nu. Combo's associëren met “jeugddienst” of met “evangelical”, net zoals trompetten associeerden met de plaatselijke fanfare, totdat de gebroeders B. en later vader en zoon D. wijding gingen blazen.

Door de eeuwen heen ben ik fors gegroeid. Ook de invloed van de voortschrijdende techniek heb ik ondergaan. Met de uitbuiting van het elektriciteitsnet kwam, begin deze eeuw, mijn bediening zogezegd behoorlijk onder spanning te staan. Later zou men zeggen dat ik in verval geraakte. Mijn bediening werd, om het maar eens theologisch te verwoorden, bediscussieerd in termen van “mechanische” en “pneumatische” inspiratie. De mechanische school heeft gewonnen, al worden tegenwoordig, zij het meer daar dan hier, zakken vol chips –denk weer aan die techniek– binnengehaald. Naturel?

Wist u trouwens dat er complete proefschriften, zo niet aan mij dan toch aan mijn baarvaders en verklankers gewijd zijn? Wist u dat zelfs bij dissertaties die niets met orgels te maken hebben, de daaraan toegevoegde stellingen meer dan eens op mij betrekking hebben? Luister, RD-lezer. Een van uw columnisten, als ik mij niet vergis, te weten de heer dr. Chr. F., liet ons delen in deze kennelijke blijk van doctorale opmerkingsgave: „Het register trompet op een zogenaamd elektronisch orgel stelt meestal geen fluit voor”. Kijk, over deze echte waarheid verheug ik mij. Het getuigt van gevoel voor standsverschil.

Transpiratie
Ook zijn mijn kwaliteiten wel in de literaire stijlvorm van de personificatie gegoten. Sprak niet een predikant –naar mij werd verteld, te Delft–: „het orgel speelt nu...”. Daarna bleef ik uit de aard der zaak sprakeloos. Maar mijn speelmaat nam het spoedig voor mij op en galmde door het kerkgebouw: „Niet het orgel speelt, maar ik speel, dominee”. Incidenteel zou de voorganger voor de goede orde wel mogen zeggen: „Het orgel spreekt nu...”. Ten diepste bedoelt hij dan dat ik doorspreek, al is het zonder spuug. Dan is er iets mis met mij. Dan heb ik bijvoorbeeld last van te veel vocht. En daardoor krijgt mijn speelmaat er ook last van, vooral als alle mensen naar hem gaan kijken alsof hij de verkeerde noten speelt. Inspiratie wordt dan transpiratie en dan voel ik mij best opgelaten.

Ik maakte ook wel eens mee dat tijdens de preek de organist stemmeloos op mij zat te oefenen. Hoewel verscholen achter een gordijn kon men deze dwangneurose toch gewaar worden. Dankzij dat elektriciteitsnet van daarstraks. De ondeugd had namelijk niet in de gaten dat de stand van de speeltafellamp ervoor zorgde dat zijn schaduw tijdens de avonddienst hem achter zijn rug om lelijk verried door hem levensgroot over het gewitte plafond heen en weer te laten wiegen. Een vakman loopt in dit opzicht natuurlijk beduidend minder risico: die betast –”betoetst”– mij immers in redelijk stille houding. Maar ook een vakman past zulk een gedrag natuurlijk niet.

Ik ben er immers voor om middellijkerwijs de aandacht op de preek te richten: in, door en uit te leiden. Moge ik nog een lange adem hebben.

In deze serie belichten wij verschillende voorwerpen uit de eredienst.

Vandaag: het orgel.
Volgende week dinsdag: de preekjas.