Meditatie

Te laat

„Zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden”.
Spreuken 1:28b

Deze woorden zijn voor diegenen die hun bekering en wederkeer tot God uitstellen. Het zijn zij, die wanneer God hen roept, niet willen horen. Zij, die wanneer God hen nodigt door Zijn barmhartigheid en verdraagzaamheid, door Zijn predikanten en dienaars, door Zijn kastijdingen en oordelen, nochtans zich verzetten tegen al deze middelen van de genade.

Zij zullen wel roepen, maar God zal niet antwoorden. Zij zullen niet alleen roepen, maar ook zoeken en arbeiden om te vinden. Ja, zij zullen vroeg zoeken en roepen om bekering, maar zij zullen Hem niet vinden. Hier zien wij dat God naar degenen die naar de Heere niet willen luisteren als Hij hen roept, ook niet horen zal wanneer zij tot Hem roepen door de dienst van Zijn woord, en de stem van Zijn Geest.

Zo handelde de Heere met het volk in de tijd van Ezechiël. Toen riep de Heere op tot bekering en gehoorzaamheid, doch zij stoorden zich er niet aan, en verzuimden de goede gelegenheid van genade en de tijd van de bekering. De Heere zegt in Ezechiël 8:18: „Hoewel ze voor Mijn oren met luider stem roepen, nochtans zal Ik hen niet horen”. Er was een tijd waarin de Heere zich over hen wilde ontfermen, maar nu zal Hij het niet meer doen. Er is een dag van zaligheid, waarin de Heere tot de gevangene zegt: Gaat uit, en tot degenen die in de zonden leven: Bekeert u en gelooft. Indien iemand wil komen en zich voor de Heere wil vernederen, laat hem komen want het is een dag van zaligheid.

William Fenner, predikant te Rochfort
(Het gevaar voor uitstel der bekering, 1661)

$