Kerkelijk Leven

Ds. Van Ravenswaay (80): De Heere zette me een stapje terug

Heilzaam ziekbed in de ouderdom

Door J. M. D. de Heer
ERMELO – Eén zaak komt bij ds. J. C. van Ravenswaay, die vandaag zijn tachtigste verjaardag viert, steeds meer terug. „Wat heb ik op dit moment aan mijn God? Ken ik Hem nu, heb ik Hem nu nodig? Tijdens mijn ziekte heeft de Heere antwoord op die vraag gegeven. Door de tegenslag heen heb ik mogen leren: dat heb ik nu aan mijn God”.

Het is 5 december 1997. Ds. Van Ravenswaay loopt door de keuken, valt en komt met een gebroken heup in het ziekenhuis terecht. „Ik zat in die tijd wat in de put. Was het niet eens met de weg des Heeren. Ik voelde me sinds mijn emeritaat wat aan de kant gezet. Tot de zondag voor die valpartij. Met opening mocht ik in de gereformeerde gemeente van Ermelo –mijn laatste gemeente– het Woord bedienen over de lofzang van Maria: Mijn ziel maakt groot de Heere.

Een paar dagen later lag ik daar op de vloer in de keuken. Toen moest ik een toontje lager zingen. De Heere leert Zijn kinderen wel eens een stapje terug te zetten. Dat hebben ze geregeld nodig om het weer eens te worden met de leidingen des Heeren”.

Ds. Van Ravenswaay herstelde voorspoedig. Na twee weken mocht hij het ziekenhuis verlaten. Inmiddels loopt hij weer zonder krukken door huis. Op zondag 22 februari hoopt hij weer een keer te preken.

Diepst ontzag
„Toen de fysiotherapeut me onlangs in het ziekenhuis behandelde, kwam plotseling Psalm 68 vers 10 in gedachten: Geloofd zij God met diepst ontzag. Zo kwam de Heere Zelf terug op die adventspreek over de lofzang van Maria. Ik ervoer het als een genadebediening Gods. Die kun je niet voorbereiden, maar ze maakt je wel klein. Met diepst ontzag staat er toch in de psalm? Als de Heere komt, moeten we leren dat wij van onze plek waren. Maar God wil genade bewijzen aan vijandige mensen. Die woorden uit Psalm 68 vielen er zomaar in. En dan moeten ze er ook uit. De fysiotherapeut keek me verwonderd aan. Een lach kwam op haar gezicht. Niet uit minachting, niet uit vijandschap. Het was een blijde lach van verwondering.

De belangrijkste les tijdens mijn ziekte is dat ik mocht zien wat ik aan mijn God heb. Daar draait het toch om? Toen mijn vlees zich niet aan Gods weg onderwierp, kwam de Heere op Zijn werk terug. Dan komt alles eenzijdig aan Gods kant te liggen”.

Kanongebulder
Ds. Van Ravenswaay is op 4 februari 1918 geboren in de Duitse plaats Heiligenhaus. Onder kanongebulder werd hij in een dienst aan huis gedoopt. Zijn geboorteplaats ligt niet ver verwijderd van Elberfeld, waar een halve eeuw eerder dr. H. F. Kohlbrugge predikant was. „Vooral op één punt trekken zijn geschriften me aan. De mens komt op het cijfer nul te staan en de Heere op alles”.

Toen hij vijf jaar oud was, verhuisde het gezin Van Ravenswaay naar Ede. Na het gymnasium studeerde hij aan de Theologische Hogeschool van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn. Hij kreeg er les van de hoogleraren L. H. van der Meiden en J. W. Geels. „Ze leerden je de bevinding schriftuurlijk houden. Dus niet in elke preek beginnen met de wedergeboorte en de hele bekeringsweg bepreken. Dan is het niet moeilijk om twee uur vol te preken. Maar Gods volk gaat dan lopen hoor, waarschuwden ze. En als Gods volk de kerk verlaat, dan deugen je preken niet”.

Van prof. J. J. van der Schuit kreeg student Van Ravenswaay dogmatiek. „Hij was een knaap van een dogmaticus, die nogal eens met ds. G. H. Kersten overhoop lag. Van der Schuit liet ons zien dat sommige oudvaders twee verbonden leerden en anderen drie. De schriftjes met aantekeningen heb ik nog op zolder liggen. In de leer van de drie verbonden schuilt het gevaar dat men het genadeverbond gaat drijven. Dan wordt het een verkapt werkverbond, waarin de mens wordt aangezet toch maar zijn best te doen. Dan zal het wel meevallen. Tegen zulke uitwassen moeten we waarschuwen, maar elkaar niet te snel om een dogmatisch standpunt veroordelen. Als het leven der genade er is, komen Gods kinderen zelfs uit verre landen en dan smelten hun harten ineen”.

Geweldige strijd
Vlak voor mijn examens ontstond een geweldige strijd over mijn roeping. Het ging erop of eronder. Ik probeerde van het ambt af te komen, maar het lukte niet. Todat de Heere overkwam. „Hij Die u roept is getrouw, Die het ook doen zal”. Ik zou gaan en nam een beroep aan van de gemeente Zaamslag, maar kon er door het oorlogsgeweld niet heen. Zodoende was ik eerst een klein jaartje hulpprediker in Bunschoten”.

In zijn derde standplaats, Arnhem, ging ds. Van Ravenswaay met een deel van zijn gemeente en kerkenraad over naar de Gereformeerde Gemeenten. Tijdens de ambtsbediening in zijn vorige gemeente, Scheveningen, had de predikant al moeite met sommige ontwikkelingen binnen zijn kerkverband. „Maar de gemeente was hecht en de kerkenraad eensgezind. In Arnhem lag dat anders”. Na Arnhem diende de predikant de gemeenten van Terneuzen en Ermelo, waar hij op 1 oktober 1994 met emeritaat ging.

Niet in tel
Tachtig wordt de predikant vandaag. „Bij de jeugd is de ouderdom vaak niet meer in tel. De jongeren, die weten het. Oude mensen weten niks van de computer, hebben geen verstand van Internet. Mag ik dan eens vragen: Is daar geluk mee te halen? Luister ook eens naar het oude volk van God. Het is gelukkig, omdat het weet waar de reis naartoe gaat”.

Meer dan een halve eeuw staat ds. Van Ravenswaay in het ambt. Dat betekent dat hij vele keren de Heidelbergse Catechismus heeft doorgepreekt. „Dan kom je wel eens stukken in het genadeleven tegen die je zelf niet hebt beleefd. Of dat moeilijk is? Jawel, maar het is gelukkig als het eens niet gaat. Anders preken we hoe het moet en kunnen we ondertussen blij zijn dat we het weer netjes hebben gezegd. Maar nu in de afhankelijkheid. Te moeten preken, maar niet te weten hoe. Dan gééft de Heere wel eens te preken”.

Een predikant moet zijn gemeente zien, zoals hij zichzelf hoort te zien, zegt de emeritus predikant. „Als de grootste der zondaren. Weet je wat Gods geoefende volk vroeger zei? Als het voor mij kon, kan het voor jou zeker. Dat geeft ruimte in de prediking”.

Laatste slag
„Het stuk van de ellende moeten we niet overslaan. Dat gebeurt wel eens. Dan begint het met Jezus aannemen. Maar de Heere leert dat we gezondigd hebben tegen God. In het stuk van de ellende moeten we ook niet blijven hangen. Er is een opening, in Christus. Daar moet de zondaar heen.

God schenkt Zijn genade aan de grootste der zondaren. En dat ben je niet zomaar hoor! Weet je dat? Mensen zeggen soms gemakkelijk: Ik ben een nul. Maar dat ben ik pas bij mijn sterven. Dan geeft God de laatste slag aan het eigen ik. Dan ben ik bevrijd van mezelf en mag ik eeuwig God bedoelen”.