Meditatie |
GeslotenDaarna kwamen ook de andere maagden, zeggende: Heere, Heere, doe ons open! En hij antwoordende, zeide: Voorwaar zeg Ik u: Ik ken u niet.Matthéüs 25:11,12 De dwaze maagden roepen: Doe ons open, maar zij komen als de tijd van de genade verstreken is. Zij komen nu om de Heere te zoeken, nu Hij niet meer te vinden is. Zij hadden dit moeten doen toen het nog het heden was. Want na deze tijd is er geen tijd der genade meer. Ze roepen: Heere, Heere, ach, onze harten zijn zo benauwd, omdat wij nu de deur van de hemel gesloten vinden en er geen enkel troostrijk woord meer tot ons komt om onze ziel te verkwikken. Maar helaas, het antwoord luidt: Voorwaar zeg Ik u, Ik ken u niet. Alsof de Heere wil zeggen: Mijn Woord is ja en amen. Daar zal het zonder verandering bij blijven, want waarom zou Ik voor u de deur van de hemel opendoen? U, die de deur van uw hart nooit hebt willen openen als Ik ervoor stond te kloppen? Nu heb Ik de deur van de hemel voor u gesloten en die zal voor eeuwig voor u gesloten blijven. O, verschrikkelijke donderslag in de oren van de dwaze maagden. Dit alles heeft onze Zaligmaker gesproken, opdat wij ons in deze tijd zouden voorbereiden, opdat we op die dag niet onvoorbereid zouden worden gevonden. Doch hoe gelukzalig zullen in het laatste oordeel die zijn, die hier in de tijd hun lampen bereid hebben met olie van een waar geloof. Die zullen gaan met de Bruidegom in de hemelse bruiloftszaal. Daar zal de gehele uitverkoren kerk zijn en zij zullen smaken wat het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklomen, hetgeen God bereid heeft dien die Hem liefhebben. W. Smetterus, predikant te Buyrick | $ |
![]() |