Kerkelijk Leven

Alie Bulten stond zowat aan het begin van een kerkgeschiedenis

Als enige Nederlander in Mongolië

Door J. M. D. de Heer
DOETINCHEM – „Het is een heel speciale ervaring om vrijwel aan het begin van een kerkgeschiedenis in een land te staan”. Deze ervaring had Alie Bulten in de vier jaar dat ze als lerares in Mongolië werkte. Ze vertelde deze week in Baarn tijdens een Mongolië-avond van stichting Interserve over haar ervaringen in het land tussen China en Siberië. De avond was belegd met het oog op de uitzending van Magda Verboom naar Mongolië op zondag 8 februari.

Alie Bulten was vier jaar lang de enige Nederlandse zendingswerker die in Mongolië woonde. Ze moest zich instellen op de lange winters in een land waar een temperatuur van 30 graden onder nul heel normaal is. Ze maakte kennis met een gastvrije bevolking én met straatkinderen, die haar in de strijd om het bestaan herhaaldelijk bestalen. Maar ook zag ze hoe in Mongolië na zeventig jaar communistisch regime een kerk ontluikt.

Alie Bulten gaf in Ulaanbaatar, de hoofdstad van Mongolië, Engels aan de plaatselijke bevolking. Ze sloot zich aan bij een van de weinige christelijke gemeenten in de stad, waar ongeveer een kwart van de in totaal ruim 2 miljoen Mongoliërs woont.

De nomadenbevolking van Mongolië is arm, vertelt de 46-jarige lerares uit Doetinchem. „De boeren wonen in karakteristieke ronde tenten op de onafzienbare steppen. Ze leven van de veeteelt. Groente en fruit is alleen in de hoofdstad te koop. Voor brood stond ik in het begin soms uren in de rij”.

Het harde bestaan, met hoge werkeloosheidscijfers, doet veel Mongoliërs naar de alcohol grijpen. Gezinnen breken stuk op het drankprobleem. De hoofdstad telt honderden straatkinderen die 's nachts slapen in portieken of bij het ondergrondse stelsel van verwarmingsbuizen. Ook de criminaliteit is een groot probleem. Alies rugzak weet er van mee te praten. Tien messteken maken duidelijk dat ze vaak is bestolen. „Dat was heel vervelend. Toch had ik met de bevolking te doen”.

Wonder
Eigenlijk is het een wonder dat in Mongolië een kerk ontstond, zegt Alie. Het land is in het verleden nauwelijks in aanraking gekomen met het christendom. In de loop der eeuwen bezochten slechts enkele zendelingen het land. Van 1920, toen Mongolië bij de Sowjet-Unie werd gevoegd, tot de vreedzame revolutie in 1990, heerste een streng socialistisch regime.

In september 1990 komen –voor het eerst in de geschiedenis– een vijftal Mongoliërs bijeen in een huiskamer van Ulaanbaatar. Ze houden een bijbelstudie uit het Nieuwe Testament, dat korte tijd daarvoor in het Mongools gereedkwam. En ze bidden met elkaar. Het groepje is het eerste christelijke stekje in het land waar sinds vele eeuwen het boeddhisme de heersende godsdienst is.

Mongolië heet nog altijd een gesloten land, legt Alie uit, omdat kerkelijke zendingswerkers niet welkom zijn. „Buitenlandse werkers mogen wel christen zijn, hoewel ze met name in verkiezingstijd ook tegenwerking ondervinden. Soms mogen de kerken opeens niet meer in publieke gebouwen samenkomen. Een andere keer vindt de regering dat de buitenlanders te actief zijn en bezoekt ze samenkomsten om een oogje in het zeil te houden”.

Uitdelen
Alie gaf zelf leiding aan een bijbelstudiegroep. „Dat was een bijzondere ervaring. Alles wat je vertelde, was nieuw. Bijna niemand wist iets van de Bijbel af. Ik had echt het gevoel dat ik mocht uitdelen. De kerk in Mongolië is ook heel jong. De leiders zijn bijna allemaal onder de dertig. De oudere generatie ziet het christendom vaak als een vreemde westerse godsdienst en dat tast het nationale eergevoel aan”.

Zeven jaar na de vreedzame revolutie telt Mongolië zo'n 5000 mensen die bij een kerk zijn aangesloten. In de hoofdstad zijn dertig kerken. „Het is de oogsttijd voor het land, dat kennelijk rijp is voor het Evangelie”. De kerken zijn zelfstandig; de leiders komen regelmatig bijeen en overleggen over welke christelijke boeken in het Mongools worden vertaald. Een werkgroep buigt zich over de vertaling van het Oude Testament en een eigen liedboek.

De zendingswerkers proberen te vermijden dat zij de Mongoolse kerk voorschrijven wat goed is. „We hopen dat een originele Mongoolse kerk ontstaat die het Westen niet napraat, maar in verbondenheid met de christelijke kerk van alle tijden tot een eigen vormgeving komt”, legt Alie uit.

Voor een jonge, kwetsbare kerk kan contact met oudere kerken ook heel nuttig zijn. Het zal toch niet om het even zijn of de kerk in Mongolië zich ontwikkelt richting een gereformeerd of een charismatisch christendom?
„Vanuit mijn achtergrond geloof ik in de waarde van onze belijdenisgeschriften. Maar ik denk niet dat we die moeten overdragen aan een jonge kerk. Laat christenen in Mongolië zelfstandig hun waarden uit de Bijbel halen. Dat willen zij trouwens zelf ook graag. Het zendingswerk in Mongolië is interkerkelijk en internationaal en is daarom niet zo gemakkelijk herkenbaar als bijvoorbeeld hervormd of free evangelical. Zelf ben ik mijn kerkelijk besef in Mongolië wat kwijtgeraakt. We zoeken naar wat ons bindt zoals het geloof in de Heere Jezus, de noodzaak van de bekering en het gezag van de Bijbel.

Tussen een reformatorische en een evangelische benadering van de bekering zie ik geen tegenstelling meer. God heeft voor ons gekozen en roept ons op om Jezus aan te nemen. Als een Mongoliër zegt dat hij wil ingaan op deze oproep, vervagen bij mij vragen zoals: Is het geloof echt, is het geen zelfwerkzaamheid? Het gaat erom dat hij de Heere Jezus wil leren kennen en daarin zijn we één. Via een bijbelstudiegroep geven we hem uitleg over de Bijbel en het christelijk geloof”.

Tentenmaker
Alie is vanuit de hervormde gemeente van Ede door Stichting Interserve uitgezonden. Eerder werkte ze zes jaar in Nepal. Interserve treedt bemiddelend op voor hen die zich geroepen voelen om in gesloten landen in Azië, het Midden-Oosten en Noord-Afrika te werken. Omdat deze landen geen kerkelijke zendingswerkers toelaten, zoeken ze een baan als bijvoorbeeld leraar Engels. Via een plaatselijke kerk proberen ze een bijdrage te leveren aan de verkondiging van het Evangelie. Deze combinatie van werk en zending wordt wel tentenmakersbediening genoemd.

Sinds haar terugkeer zijn er geen Nederlandse zendingswerkers meer present in Mongolië. Over een maand komt hierin verandering. Op zondag 8 februari wordt Magda Verboom vanuit de Amersfoortse Adventskerk naar Mongolië uitgezonden. Ze gaat er als verpleegkundige onder straatkinderen werken.

Hoe de toekomst voor Alie er uit ziet, weet ze niet. „Het is nu tijd om in Nederland te zijn. Maar wie weet er eigenlijk waar hij bij leven en welzijn over tien jaar werkt?”