Kerkelijk Leven

Bijbel en Wetenschap laat 200e nummer het licht zien

„Het moet gaan om hoofd én hart”

Door K. van der Zwaag
BARNEVELD – Veel christenen die zich met wetenschap bezighouden, willen tegenwoordig door de niet-christelijke wetenschap voor vol worden aangezien. Daarom blijft een confrontatie met de moderne wetenschap en techniek helaas uit. Drs. N. C. van Velzen, die sinds 1986 hoofdredacteur van “Bijbel en Wetenschap” is, moet helaas deze conclusie trekken. Onlangs verscheen het 200e nummer van het blad.

”Bijbel en Wetenschap” is nauw verbonden met de Evangelische Hogeschool (EH). „Ik snap niet dat nog zo weinig christenen uit onze kring de moeite nemen om dit blad te lezen”, zegt de hoofdredacteur met toch wel gemengde gevoelens.

Een jubileumnummer van Bijbel en Wetenschap staat doorgaans in het teken van de apologetiek. Dat gebeurde al bij de nummers 50 (Schaeffer), 100 (Lewis) en 150 (Dooyeweerd). Wie is nu de grote apologeet? „Cornelis van Til misschien”, zegt Van Velzen, „maar wie kent hem nog? Daarom is het 200e nummer gewijd aan het thema apologetiek, vooral in relatie tot de islam, de wereld van de universiteit en Azië. Ook artikelen over creationisme, hét kenmerk van oude jaargangen van Bijbel en Wetenschap, ontbreken niet”.

Studiedagen
Het blad Bijbel en Wetenschap is voortgekomen uit de studiedagen die door de –in 1974 opgerichte– Stichting tot bevordering van bijbelgetrouwe wetenschap waren opgezet. Deze dagen stonden vooral in het teken van bezinning op evolutie en creationisme. De mannen van het eerste uur waren W. J. Ouweneel, J. A. van Delden, F. J. Kerkhof en W. J. J. Glashouwer. Van Velzen: „Zij wilden de geïnteresseerden informeren over het debat over de evolutieleer dat toen door Amerikaanse creationisten werd gevoerd en wilden tegelijk een meer thetisch antwoord geven. Bijbel en Wetenschap was niet als theologisch tijdschrift bedoeld. Het bevatte vooral artikelen op het gebied van de geologie, biologie en natuurwetenschappen. Later zijn er andere onderwerpen bijgekomen, waaronder de geschiedenis, archeologie en moderne bijbelwetenschap”.

Niet te hard roepen
Het blad Bijbel en Wetenschap werd in 1975 opgericht en de EH pas in 1977. Het aantal abonnees bedroeg eerst duizend en groeide zelfs uit naar een hoogtepunt van vierduizend. Het huidige aantal schommelt rond de 3500 en is stabiel te noemen. Het blad kreeg in de jaren tachtig te maken met een dip, onder meer als gevolg van de klacht dat het te wetenschappelijk was en te lange vervolgartikelen leverde. In 1986 veranderde dat: er kwam kleur in de omslag, de lay-out werd veranderd en de formule verbreed. „We wilden de hele achterban van de EH aanspreken en bovendien moesten alle vakken van de EH aan de orde komen”.

Drs. Van Velzen bestrijdt de gedachte dat vragen rond evolutie en creationisme minder leven dan in de begintijd. „Elk nummer van B en W schenkt aandacht aan deze problematiek. Wel wordt er veel te weinig creationistisch onderzoek gedaan om een volwaardig wetenschappelijk weerwoord vanuit christelijk oogpunt te geven”, zo is de overtuiging van de hoofdredacteur. „Wij zijn onvoldoende in staat geweest creationistisch onderzoek te doen. Mensen als Van der Louw, Wiegers en Murris verrichten momenteel goed werk. Ouweneel heeft zich breder ontwikkeld naar de filosofie en theologie waardoor het creationisme bij hem op een zijlijn is gekomen. We waren vroeger ook wel eens te optimistisch en niet al te bescheiden. Vooral als je weinig onderzoek doet, moet je niet te hard roepen”.

Relativisme
Op de vraag welke problemen er nu spelen, verwijst Van Velzen naar het relativisme als gevolg van het postmodernisme. „De tijdgeest beïnvloedt ons allemaal. Er is een algemene matheid over de kerken gekomen. We zijn veel geseculariseerder dan we willen toegeven. Dan zien we de dingen niet meer zo scherp in het licht van Gods Woord”.

De Barneveldse oud-directeur van de EH handhaaft de oorspronkelijke intentie van Bijbel en Wetenschap, geformuleerd door Kerkhof, dat er geen scheiding mag zijn tussen het zakelijk verantwoord bezig zijn en het gelovig bezig zijn in de Heere. Die scheiding is er volgens Kerkhof gekomen door de secularisatie, waardoor „ons denken, overleggen en spreken meer en meer gelijk is geworden aan dat van de mensen van de wereld”.

Het ideaal van de EH en Bijbel en Wetenschap is ten diepste de beoefening van christelijke wetenschap. Van Velzen: „Het Centrum voor Reformatorische Wijsbegeerte bezint zich ook daarop, maar het probleem is daar dat sommige aanhangers de scheppingsgegevens willen combineren met de evolutieleer. Wel is er bij Bijbel en Wetenschap een grote sympathie, mede door het werk van Ouweneel, voor de Wijsbegeerte der Wetsidee. Beide stromingen vinden elkaar in het ideaal van wetenschapsbeoefenening in het licht van Gods Woord. In een tijd van secularisatie is er juist een grote behoefte aan samenwerking”.

Drs. Van Velzen schaamt zich niet voor het woord fundamentalisme als het gaat om de fundamenten van het christelijke geloof, zoals van schepping, maagdelijke geboorte van Christus en andere fundamentele dogma's. „Dat is wat anders dan biblicisme, waarbij teksten uit hun verband worden gerukt”.

Nieuwe kansen
Met prof. Ouweneel erkent Van Velzen dat het geloof in dé wetenschap op zijn retour is. „Wat het postmodernisme daarover zegt, hebben wij al lange tijd eerder gezegd. Over godsdienst mag weer worden gesproken, tot zelfs in de psychiatrie. Dat biedt nieuwe kansen. Laten we een goed getuigenis geven van de Heere en Zijn dienst. Je moet je schamen als je dat achterwege laat. De Bijbel leert dat er twee wegen zijn: voor of tegen Christus. Daartussenin zit niets. Daarom moet de prediking heel confronterend zijn. Bij veel kerkmensen zie ik een tweeslachtige houding: ze gebruiken het liefst de Statenvertaling met oude naamvallen, maar verder gaan ze soms kritiekloos om met de meest geavanceerde apparatuur. Laten we vooral hoofd en hart bijeenhouden”.

Voor de toekomst van Bijbel en Wetenschap zijn er weinig opzienbarende plannen, zegt Van Velzen. De koers zoals die nu gangbaar is, wordt voortgezet. „Er zijn genoeg ideeën, maar de man- en vrouwkracht ontbreekt. De medewerkers doen vrijwel alles op vrijwilligersbasis. De brede interesses willen we in ons blad behouden. We gaan controversiële onderwerpen niet uit de weg, maar proberen polarisatie te vermijden. De artikelen verschijnen pas in het blad als de kernredactie deze unaniem heeft goedgekeurd”.