Kerk en Godsdienst | 9 juli 2001 |
Ik mis soms verwondering over de rijkdom van de SchriftNooit gedacht professor te wordenDoor J. M. D. de Heer Op 8 juli 1951, gisteren vijftig jaar geleden, werd dr. Klijn in de hervormde gemeente van Heinkenszand bevestigd tot predikant. Hij was twee jaar eerder gepromoveerd op een onderzoek naar nieuwtestamentische handschriften, maar dacht geen moment aan een wetenschappelijke loopbaan. Ik zag mezelf als dominee. Nog geen twee jaar diende dr. Klijn zijn gemeente toen de watersnood Zeeland teisterde. Heinkenszand bleef gespaard, de gemeente kwam op zondag 1 februari gewoon naar de kerk. Aan het einde van de dienst kwamen politiemannen de kerk binnen. Er staan bussen voor de kerk, zeiden ze. De mannen moesten mee om te graven bij de dijken. Ik wilde ook gaan, maar dat vonden ze niet nodig. 's Middags heb ik weer gepreekt, voor een kerk met vrouwen. Later zei iemand: Dominee, weet u nog hoe u aan het einde van de dienst ons de zegen meegaf? Dat deed ik natuurlijk altijd, maar in die dienst had dat blijkbaar veel indruk gemaakt. Apocriefen Prof. Klijn werd bekend door zijn studies over en uitgaven van apocriefe boeken uit de tijd van het Nieuwe Testament. Hij rondde zojuist een trilogie over dit onderwerp af, waarvan de eerste delen Jezus in de apocriefe evangeliën en Apocriefe handelingen van de apostelen (uitg. Kok, Kampen) al het licht zagen. Wetenschappelijk gezien, verklaart de hoogleraar zijn keuze, is het Nieuwe Testament ongeveer afgegraasd. Wil je iets schrijven, dan moet je een halve bibliotheek doornemen en dan is het nog maar de vraag of je iets nieuws ontdekt. Wat boeit u in de apocriefen? De uitstraling van de prediking over Jezus en van het Nieuwe Testament in die tijd. Veel mensen hebben hun geloof omtrent Christus in hun eigen tijd en situatie verwoord. Sommige geschriften, zoals de Oden van Salomo, weerspiegelen ook een diep geloof. Mijn beeld van de eerste christengemeenten is erdoor verrijkt. Hobby De bijbelwetenschap is weggegroeid van de eenvoudige bijbellezer? Gewantrouwd De Groningse emeritus zou op zijn beurt graag iets willen delen met zijn critici. Ik heb het gevoel dat zij mij niet geloven en zichzelf in hun eigen groep opsluiten. Dat is jammer, want ze nemen veel waardevols mee, ze hebben tenminste nog duidelijke standpunten. Ondanks de kritiek kon iedereen vaststellen dat prof. Klijn voorzichtiger en terughoudender is dan menig collega. Stellen veel nieuwtestamentici met groot gemak dat het Evangelie van Matthéüs en van Markus en een aantal brieven van Paulus zonder goede grond aan deze auteurs worden toegeschreven, prof. Klijn keert de redenering om. Hij zocht naar argumenten tegen het auteurschap van de bijbelschrijvers en concludeerde in de meeste gevallen dat deze argumenten niet dwingend zijn. De opvolger van Klijns inleiding op het Nieuwe Testament, die in 1995 verscheen, leverde de auteur dan ook een positieve recensie in deze krant van de hand van ds. C. den Boer op. Dat is aardig, reageert de auteur verrast. De positiekeuze van mijn inleidingsboek zou je misschien recalcitrant gedrag kunnen noemen. Ik was nog jong en vond dat bijbelwetenschappers veel te gemakkelijk en te bot met de inleidingsvragen omgingen. De moderne bijbelwetenschap stelt algemeen dat het Evangelie van Markus in het jaar 60 in Rome is geschreven. Dat vertellen we dus aan iedereen, maar in feite is de basis voor deze theorie zeer minimaal. We weten heel weinig over het ontstaan van de evangeliën. Kloof Ik heb hem de laatste jaren niet goed gesnapt, zegt prof. Klijn, en houd ook staande dat de verzoening, de plaatsvervanging, het geloof als geschenk dat van Gods kant komt, de basis, de onderbouw van het Nieuwe Testament is, ook als het niet op alle plaatsen met zoveel woorden wordt gezegd. Als Den Heyer geschreven zou hebben dat je de gedachte van de verzoening niet van de eerste tot de laatste bladzijde in het Nieuwe Testament tegenkomt, dat het woord verzoening in de concordantie zelfs weinig voorkomt, dan had dat vast geen problemen gegeven. Den Heyer, vindt zijn Groningse collega, heeft er geen goed aan gedaan door vanaf de zijlijn te roepen dat de dogmatiek van de kerk eenzijdig is. Hij had beter kunnen zeggen: Laten we ons verwonderen over de rijkdom en de veelkleurigheid van de Schrift, die groter is dan wat wij ervan maken. |
![]() |