Meditatie | 16 januari 2001 |
OogmerkGij beweegt mij bijna een Christen te worden.Handelingen 26:28 Voor ik verderga, moet ik nog dit zeggen: Er is niets in deze leer wat zwakke christenen aanstoot zou kunnen geven. Het Evangelie spreekt niet over deze dingen om de gelovigen te verwonden, maar om de zondaars en louter belijders op te wekken. De zwakke christenen roepen als zij de bediening van dit Woord horen, die een zondaar bestraft en een geveinsde ondekt, met de discipelen uit: Ben ik het, Heere? In het prediken van deze zaak is mijn voornemen niet de zielen te bedroeven die Christus niet bedroefd wil hebben. Ik wil water brengen, niet om de rokende vlaswiek te blussen, maar het valse vuur. Het is dat vuur dat de zondaars zelf ontstoken hebben, opdat ze niet bij dat licht zouden wandelen en ten laatste naar de hel gaan. Mijn oogmerk is de berg van het vertrouwen van de zondaren neer te werpen en niet om het geloof van Gods kinderen te verzwakken, doch op te wekken. Ik wil ook niet zwakgelovigen moedeloos maken. Er zijn veel mensen die zeer ver kunnen gaan op de weg naar de hemel, maar nochtans tekortkomen. De ziel evenwel die maar de minste ware genade heeft, zal nimmermeer tekortkomen. De kleinste mate van ware genade behoudt net zo als de grootste, want de minste genade heeft een volkomen recht op het bloed van Christus waardoor wij volkomen gereinigd worden. Door Zijn kracht worden wij zeker bewaard. Matthéüs Meade, predikant te Londen |
![]() |