Kerk en Godsdienst 2 december 2000

Synodaal geschrift geeft koers SoW-kerken aan

Triosynode aanvaardt
rapport over verzoening

Van onze kerkredactie
LUNTEREN – De triosynode heeft gisteravond met vijf stemmen tegen (één hervormd, drie gereformeerd, één luthers) het rapport ”Jezus Christus, onze Heer en Verlosser” aanvaard als synodaal geschrift over christologie en verzoening dat ten dienste staat van voortgaand gesprek. „Het geschrift geeft de koers aan die we voor ons zien in onze SoW-kerken”, aldus SoW-scriba dr. B. Plaisier in een toelichting op de status van het geschrift.

Het is volgens hem een belijdende plaatsbepaling. Het is „richtinggevend voor het gemeenschappelijk kerkzijn. Daarbij gaat het er niet om grenzen te trekken, maar een uitnodiging om samen tot belijden te komen. Het gaat niet om een sfeer van afschrijven.”

De meeste synodeleden plaatsten tijdens de bespreking de kritische kanttekeningen die ze hadden in het kader van hun waardering. Ds. P. van der Kraan (hervormd): „Er was veel welluidends in. Ik heb er de taal van het geloof en het wonder van de vreemde ruil in gehoord.” Ouderling H. Hoogenhout (gereformeerd) uit Baambrugge: „Ik werd regelmatig bevestigd in mijn geloofsopvoeding. Het brengt stelligheden uit publicaties die zeggen dat Christus' offer er niet is geweest, tot juiste proporties terug.”

Status
Veel vragen rezen er bij de status van het geschrift. Ds. Weegink wil het zien als een pastoraal geschrift, dat ten dienste staat bij het voortgaand spreken over christologie en verzoening. Het moderamen nam zijn amendement niet over.

Ds. H. J. van Kapel (hervormd; classis Tiel) wil niet dat het geschrift de status van leesregel krijgt. Hij vraagt zich namelijk af in hoeverre het spreken over bijvoorbeeld de godheid van de Zoon in overeenstemming is met de belijdenis. Ds. D. C. Floor (hervormd; classis Ede): „Het gaat tussen Christus en God niet alleen om een diepere relatie, maar ook om wezenseenheid.”

Prof. dr. J. Muis, de opsteller van het synodale geschrift, legde uit dat hij met de zinsnede „Jezus is niet God” bedoelt dat er geen getalsmatige identiteit is. „Als Jezus op aarde God wordt genoemd, betekent dat niet dat de hemel leeg is. Hij is anders en toch Dezelfde. Duidelijkheid kan ik er niet over verschaffen. We praten over een wonder.”

Als je zegt: „Jezus is God. Hij is almachtig, alwetend, alomtegenwoordig”, kun je volgens hem de evangeliën niet meer lezen zoals ze er staan. „We kunnen dan niet meer zien hoe Jezus als mens leefde.”

De gereformeerde diaken D. van der Boon sprak de verwachting uit dat de kerk erop toeziet dat ambtsdragers zich ook gedragen. Ds. H. Gijsen (hervormd; classis Amersfoort): „Is het rapport een rivier waarin wij heel veel ruimte hebben en er ook oevers zijn?”

Voor prof. dr. L. J. Koffeman, adviseur kerkrecht van de Gereformeerde Kerken, is het geschrift een instrument om geestelijk leiding mee te geven aan het spreken over verzoening. Het is volgens hem geen belijdenisgeschrift, maar ook geen discussiestuk waarin verschillende meningen naast elkaar staan.

Applaus
De gereformeerde ouderling C. Vreugdenhil kan niets met het rapport. „In mijn geloofsleven sta ik voor een wat modernere opvatting.” Ook ds. A. V. de Nooij (gereformeerd; Vlissingen) beleeft niet veel vreugde aan het rapport. „Het is een binnenkerkelijk rapport.” Bovendien liggen de echte vragen elders. Hij vermoedt dan ook dat het zo in de la terechtkomt.

Diaken J. Eits (hervormd; classis Utrecht) is om andere redenen niet blij met het rapport. Hij mist het eeuwigheidsperspectief. „Waar komt de verzoening vandaan? Vanuit de eeuwige verkiezing Gods.” Daarnaast laat het rapport ruimte voor de gedachte dat Christus Zijn eigen godheid niet beseft zou hebben en niet zou weten waarvoor Hij stierf. Bovendien peilt het rapport de diepte van de zonde onvoldoende en gaat het voorbij aan de zondeval, aldus Eits.

Prof. Muis, die na zijn beantwoording van de gestelde vragen applaus ontving, zei in reactie hierop dat hij de zaak van de erfzonde wel heeft willen noemen, maar niet de woorden gebruikt. „Het gevaar daaraan is dat de mens de schuld wordt afgenomen.” Ook zou hij in hebben moeten gaan op de historiciteit van Genesis 1-3 en op het probleem van zonde doen en zondaar zijn.

De godheid van Jezus is, aldus de hoogleraar, niet met historische zekerheid vast te stellen met middelen van de historische wetenschap.„Het tegendeel evenmin. Maar er zijn aanwijzingen dat Hij Zijn Messiaanse opdracht heeft beseft.”

Geen strijdbijl
Ds. G. J. van der Togt (hervormd; classis Zoetermeer) verwees naar de onrust die is ontstaan rond de verschijning van boeken van Kuitert en Den Heyer. „Niemand kan ontkennen dat we dit rapport mede aan hun publicaties te danken hebben. Het geschrift wil niet als strijdbijl gehanteerd worden, maar pastoraal getint zijn. Mag er dan toch niet duidelijk worden welke visies we afwijzen?” Hij riep op enerzijds duidelijkheid te verschaffen en anderzijds tolerantie op te brengen.

Het rapport is in de ogen van ds. J. Tadema (hervormd; classis Dokkum) te weinig in gesprek met de postmoderne wereld. Ds. H. Torenbeek (gereformeerd) uit Emmeloord: „Als er staat dat God de wereld met Zichzelf verzoent, wat betekent dat voor de wereld van vandaag en hoe bepaalt dat de visie op mijn moslimbuurman?”

Onder anderen ds. Van der Kraan en ds. J. Harteman vroegen aandacht voor de notie van het werk van de Heilige Geest. Ds. M. A. Kuijt (hervormd; classis Heusden): „Het buiten ons, voor ons, hoort persoonlijke toespitsing te krijgen.”

Aan de historische kritiek besteedt het rapport volgens hem te veel aandacht. „Het rapport neemt afstand van radicale standpunten, maar de ruis van historisch-kritisch onderzoek blijft hoorbaar. Het zelfgetuigenis van de Schrift is mij meer waard dan het historisch onderzoek.”

Zusterkerken
Er komen handreikingen voor bespreking bij het rapport om het gesprek over de betekenis van Jezus Christus te stimuleren. Een kernachtige samenvatting wordt niet gemaakt. Ds. B. H. Weegink had hierom verzocht. Ds. G. de Fijter is er echter niet voor. „Het is een omvattend geheel.” Hij ziet liever dat de kerk het geschrift op journalistieke en mediagenieke wijze aanbiedt.

Prof. Koffeman vroeg het rapport toe te zenden aan andere kerken in Nederland, het COGG en het buitenland. „Mensen kijken mee. Er zijn zusterkerken die zich zorgen maken over ons.” Het moderamen nam dit voorstel „graag” over en overweegt ook premier Kok een exemplaar te sturen.