Kerk en Godsdienst15 november 2000

„Religieuze poëzie van Jan Luyken vaak verkeerd begrepen”

Twee zachtmoedige geestverwanten

Door drs. A. J. Maasland
De literatuurwetenschap heeft de religieuze poëzie van Jan Luyken vaak genegeerd of verkeerd begrepen. Dat is de mening van H. van 't Veld (68), die morgen aan de Vrije Universiteit promoveert. In zijn proefschrift behandelt hij onder meer de vraag welke invloed het vervaardigen van Bunyan-illustraties heeft uitgeoefend op Luykens daarna verschenen godsdienstige gedichten, zijn pastorale brieven en zijn etswerk.

„Mijn interesse voor Jan Luyken dateert uit de tijd dat ik Nederlands studeerde in de jaren vijftig”, zegt Van 't Veld in zijn Veenendaalse studeerkamer. „Wat mij vooral in hem boeit, is zijn grote veelzijdigheid. Dan denk ik aan zijn liefdesliederen voor zijn bekering en aan zijn geestelijke liederen. Maar ook aan zijn vertaalwerk, waarin hij zeer nauwgezet is, maar toch ook eigen wegen gaat. Verder was hij een zeer bekwaam etser; hij graveerde zijn ontwerpen zelf, wat niet gebruikelijk was in die tijd. En ten slotte was hij briefschrijver; op die manier bemoedigde hij zijn vrienden.”

Toen Van 't Veld aan zijn onderzoek begon, had hij een aversie opgedaan tegen een deel van de vakliteratuur over Luyken. „Overal kom je tegen dat Luyken een volgeling van de theosoof Böhme zou zijn geweest en als zodanig een vrijgeest, een nieuwlichter. In wat ik van zijn werk had gelezen, kon ik dat helemaal niet ontdekken. Naarmate mijn onderzoek vorderde, ben ik er meer en meer van overtuigd geraakt dat Luyken veel orthodoxer is geweest dan hij is afgeschilderd. In zijn werk belijdt hij alle basisleerstellingen van het christendom.”

Bevooroordeeld
De gedachte dat Luyken böhmist was, is vooral de wereld ingebracht door Meeuwesse, die in zijn dissertatie uit 1952 de ”Duytse lier”, Luykens bundel liefdesliederen, interpreteerde als een böhmistisch werk. Daarna is vooral de Keulse professor Vekeman op dit spoor verdergegaan. Van 't Veld: „Mijn bezwaar tegen zijn aanpak is dat hij eerst een denkkader construeert en Luykens opvattingen daar vervolgens inpast.”

Luyken wordt zeer bevooroordeeld gelezen. Volgens Van 't Veld heeft hij zeer zeker een aantal termen aan Böhme ontleend. „Ik zal ook niet ontkennen dat Luyken door hem geboeid is; hij heeft diens eerste werk vertaald en in zijn eerste geestelijke bundel ”Jesus en de ziel” (1678) wordt Böhme uitgebreid geciteerd. Maar als je Luyken daarom böhmist noemt, dan moet je hem ook een volgeling van Eckhart en van Tauler noemen want hen citeert hij ook. In Luykens latere, didactische bundels is heel weinig van Böhme terug te vinden.”

Het beeld dat Van 't Veld van Luyken had, is gedurende zijn onderzoek niet fundamenteel gewijzigd, maar het is wel verdiept. „Ik heb bijvoorbeeld meer oog gekregen voor de wijze waarop zijn opvattingen uitkomen in zijn etswerk. Als doopsgezinde huldigde hij het ideaal van de weerloosheid. En wat zie je als hij een illustratie maakt bij de passage uit Bunyans ”Pilgrim's Progress” waar Apollion Christen aanvalt? Luyken beeldt niet de strijd uit, maar een voorafgaande episode. Christen is nog in gesprek, draagt geen harnas of helm en heeft zijn zwaard in de schede. Dat was in strijd met de hele picturale traditie, die de christelijke ridder –denk aan Efeze 6– in volle wapenrusting uitbeeldde.”

Fabeltjes
Luyken was doopsgezind. Maar het is onduidelijk hoe deze leer zijn geloofsbeleving heeft beïnvloed. Van 't Veld: „Luyken heeft zich als volwassene laten dopen, maar we weten weinig over de mate waarin hij betrokken was bij de doopsgezinde gemeente. Over typisch doperse leerstukken heeft hij zich nauwelijks uitgelaten; waarschijnlijk voelde hij zich wat dat betreft in een ruimer verband thuis. Wel heeft hij de doopsgezinde levenspraktijk gehuldigd, die werd gekenmerkt door vredelievendheid, ingetogenheid en onthechting aan het aardse.”

Over Luykens leven bestaan de nodige misvattingen. Van 't Veld: „Er wordt bijvoorbeeld nog altijd beweerd dat Luyken na zijn bekering geprobeerd heeft alle exemplaren van zijn bundel liefdesliederen ”Duytse lier” op te kopen, maar dat verhaal is hoogst onwaarschijnlijk. Al te teruggetrokken is zijn levensstijl ook niet geweest; hij heeft contact gehad met ten minste 93 opdrachtgevers, voor wie hij in totaal 343 werken heeft geïllustreerd.”

Van 't Veld verwacht niet dat er ooit een gedegen biografie over Luyken zal kunnen verschijnen. „Daarvoor zijn waarschijnlijk te veel gegevens onbekend of verloren gegaan. Neem nu zijn krachtdadige bekering in 1674 of 1675. Wellicht heeft de plotselinge dood van zijn vriend Pieter Rixtel daarbij een rol gespeeld; een maand nadat die in 1673 overleed liet Luyken zich dopen. Maar waarom die doop plaatshad in Beverwijk en niet in Amsterdam, is onduidelijk. Ik hoop dat mijn hoofdstuk over Luykens leven een aantal fabeltjes heeft ontzenuwd die over de dichter de ronde doen.”

Pelgrimsmotief
Van 't Veld tekent in zijn proefschrift Luyken en Bunyan als geestverwanten. „De verwantschap van Luyken en Bunyan ligt hierin dat beiden het leven opvatten als een pelgrimage. Beiden wilden hun medereizigers bemoedigen, Luyken door middel van zijn pelgrimsgedichten en brieven, Bunyan door middel van zijn ”Pilgrim's Progress”. Beiden zien het leven als een strijd tegen de wereld en tegen de boosheid in het eigen hart. Beiden kwamen rond hun 25e tot bekering nadat zij een werelds leven hadden geleid – dat overigens minder losbandig was dan beiden later deden voorkomen. Beiden voegden zich bij een gemeente waarin de volwassendoop werd gepraktiseerd. Beiden werden gekenmerkt door zachtmoedigheid.”

In veel van wat Bunyan schreef kon Luyken zich vinden. Hij werd er tevens door beïnvloed; Van 't Veld toont aan dat het pelgrimsmotief in Luykens werk vaker naar voren kwam nadat hij in 1682 en uitgebreider in 1684 ”Eens Christens Reyse” illustreerde voor de uitgever Johannes Boekholt.

Invloed
Luyken maakte in ieder geval achttien, maar waarschijnlijk 28 etsen bij vier boeken van Bunyan; de bekendste titels zijn ”Eens Christens Reyse” en ”Den Heyligen Oorlogh”. Uit zijn ontwerpen blijkt dat de etser goed op de hoogte was van de bestaande picturale traditie. Van 't Veld: „Neem nu de plaat van christen bij de Enge Poort. In eerdere afbeeldingen liep de smalle weg altijd naar rechts; zo is het ook bij Luyken. De smalle weg had altijd een S-vorm, dan is hij zo veel langer; ook Luyken beeldt hem af op die manier. De smalle weg was altijd begroeid met distels; ook bij Luyken zie je een distel naast de poort.”

Niet alleen de traditie waarin Luyken stond heeft Van 't Veld onderzocht, tevens de invloed die Luykens etsen hadden. Deze invloed blijkt van mondiale betekenis. Nog zeer lang werden de prenten in Engelse, Duitse, Franse en Nederlandse uitgaven ongewijzigd overgenomen; vanaf de helft van de achttiende eeuw zijn ze door andere kunstenaars ook nagebootst.

In de negentiende eeuw, de zendingseeuw, zijn de Engelse nabootsingen over heel de wereld verspreid en waren ze een voorbeeld voor bijvoorbeeld Chinese, Japanse en Afrikaanse kunstenaars. Van 't Veld: „Tot op heden is in Bunyan-illustraties de aanpak van Luyken terug te vinden: veelal namen de kunstenaars voor hun illustraties dezelfde tekstpassages, en hanteerden zij dezelfde compositie. Het is interessant om op te merken hoe bepaalde beeldelementen worden aangepast aan de cultuur waarin het verhaal een rol speelt: zo draagt in Afrikaanse uitgaven van de ”Pilgrim's Progress” Christen het pak niet op zijn rug, maar op zijn hoofd.

Die brede invloed is deels te verklaren uit het feit dat er in de zeventiende en in het begin van de achttiende eeuw in Engeland geen goede etsers waren; daarom namen Engelse uitgevers prenten van Luyken over. Maar de belangrijkste factor wordt gevormd door de hoge kwaliteit van de platen.”

Bunyan-biografie
Van 't Veld ging in 1993 met de VUT als rector van het Ichthus-college in zijn woonplaats. Sindsdien is hij (naast allerlei bestuurswerk) zes jaar bezig geweest met zijn proefschrift. Gelet op de grote hoeveelheid stof die hij in zijn boek heeft opgenomen is dat een korte tijd. „Ik heb hard gewerkt”, geeft Van 't Veld toe. „En men zegt dat ik een systematisch mens ben. Voor familiebezoek, vakantie en bestuurlijke werkzaamheden ben ik meermaals in het buitenland geweest, vooral in Engeland en Amerika, en dan kon er vaak wel een bibliotheekbezoek vanaf. Ook internet vormt tegenwoordig een waardevol hulpmiddel.”

Van 't Veld zal zich waarschijnlijk niet meer intensief met Luyken bezighouden, maar dat betekent niet dat hij vanaf heden stil zit. Zijn volgende project staat al op stapel: een levensbeschrijving van Bunyan. Als alles goed gaat, komt het boek uit in 2002. Van 't Veld: „Het is nodig dat er een goede Nederlandstalige biografie van Bunyan komt. Want wat is er nu? Na korte levensbeschrijvingen door Adama van Scheltema en Van Nes aan het eind van de negentiende eeuw, verschenen in de twintigste eeuw wat kleine, romantische boekjes over de ketellapper van Elstow, een levensverhaal door J. H. Gunning in 1928, een korte biografie van Huizinga in 1966 en een levensschets door G. J. Schutte in 1989. Er zijn wel goede Engelstalige biografieën, maar die gaan voor Nederlanders te uitgebreid in op de kerkelijke en politieke situatie.

In ons land bestaat een vertekend beeld van Bunyan. Velen weten bijvoorbeeld niet dat zijn ”Grace Abounding” (Nederlandse titel: ”Genade overvloeiende voor de grootste der zondaren”, AJM) nauwelijks als een betrouwbaar autobiografisch document kan worden beschouwd. Hij schreef dat boek om aan te tonen dat hij mocht optreden als baptistenprediker.”

Narratief
„Ik wil een wetenschappelijk verantwoord boek schrijven, narratief op de wijze van Van Deursen, waarin authentiek fotomateriaal is opgenomen. De gereformeerde gezindte, waarin Bunyan zeer gewaardeerd wordt, heeft behoefte aan een objectief, niet-geromantiseerd verhaal over zijn leven.”