Een christen is zowel agnost als dogmaticusAmsterdam 2000, evangelistencongres van de Billy Graham Evangelistic Association, eindigt vandaag. Een van de bekendste sprekers was de Brit dr. John Stott; hij ging in op het gezag van de Bijbel. Hieronder volgt een deel van zijn toespraak. De Bijbel geeft gezag aan de boodschap van een evangelist. Het woord autoriteit wekt bij veel mensen in toenemende mate weerzin. Zij zeggen dat ze op zoek zijn naar vrijheid, niet naar gezag. Daarmee veronderstellen ze dat autoriteit en vrijheid onverenigbaar zijn. Dat is onjuist. Want we vinden geen rust in het afwerpen van het juk van Christus, maar in de onderwerping eraan.
Sinds de jaren '60 keert de wereld zich tegen elke vorm van autoriteit. Tegen het gezag van de staat, van de kerk, de school, het gezin, de Bijbel en van de paus. Toch is het een psychologisch feit dat volwassenen, net als jongeren, hunkeren naar het gezag dat ze zeggen te verwerpen. Wat mensen ook beweren, ze verlangen naar woorden met gezag, woorden die ze kunnen vertrouwen. En het enige woord dat onvoorwaardelijk betrouwbaar is, is geen menselijk woord, maar het Woord van God. Echte evangelisten hoeven het Evangelie ook niet te verdedigen. Integendeel, ze geloven dat het Gods waarheid is en ze dragen het uit met helderheid, overtuiging en moed. In deze postmoderne tijd, waarin het bestaan van absolute waarheid wordt ontkend, is het wonderlijk verfrissend te ervaren hoe nadrukkelijk de bijbelschrijvers spreken van zekerheid. Laten we hun boodschap daarom met die zekerheid in de wereld verkondigen. Wijze evangelisten baseren hun boodschap op de Bijbel omdat het Woord van God gezaghebbend is. Toch zeg ik het nu iets te simpel. De eerlijkheid gebied mij twee belangrijke kwalificaties te geven van Gods Woord. a. Het Woord van God bevat niet alles wat we willen weten. Mensen zijn altijd rusteloos op zoek naar meer informatie. We eisen antwoorden op al onze vragen. Maar God heeft niet alles aan ons geopenbaard. In dit opzicht is Deut. 29:29 van groot belang: De verborgen dingen zijn voor de HEERE, onze God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet. De waarheid wordt hier verdeeld in twee categorieën: verborgen dingen, die tot God behoren, en geopenbaarde dingen, die voor ons mensen zijn. Met andere woorden, sommige waarheden zijn inderdaad geopenbaard (anders zouden we ze niet weten), terwijl andere niet zijn geopenbaard, maar door God worden geheim gehouden. Om die reden is een Christen een ongebruikelijke combinatie van een dogmaticus en een agnosticus. Hij is dogmatisch als het gaat om waarheden die duidelijk zijn geopenbaard; hij is agnost als het gaan om dingen die niet zijn geopenbaard. Van geopenbaarde waarheden kunnen we zeggen dat we ze weten. Daarom kunnen we ze met gezag uitdragen. Verborgen zaken weten we niet en daar moeten we zeer terughoudend mee omgaan. Veel problemen ontstaan juist wanneer we dit onderscheid uit het oog verliezen. Het is net zo dwaas met onze dogmatiek in de verborgen dingen proberen in te dringen als met ons agnosticisme de geopenbaarde dingen te benaderen. Onder evangelische christenen komt de eerste fout vaak voor, als we over-dogmatisch zijn, meer dan de Schrift zelf toestaat, en aanstoot geven met onze aanmatiging. We moeten denken aan de bescheidenheid van de apostelen. De apostel Johannes schreef over onze toekomstige staat dat het nog niet is geopenbaard wat wij zijn zullen (1 Joh. 3:2). Paulus schreef: Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede en: Nu ken ik ten dele (1 Kor. 13:12). Als deze twee vooraanstaande apostelen hun gedeeltelijke onwetendheid erkenden, is het alleen maar goed dat wij dat ook doen. Ik zou graag zien dat wij enerzijds een groter evangelisch vertrouwen hadden in wat God heeft geopenbaard en anderzijds een sterkere evangelische bescheidenheid als het gaat om zaken die God geheim houdt. Als we dit onderscheid handhaven, zou ons evangeliseren geprezen worden vanwege zijn oprechtheid. b. Gods Woord moet worden geïnterpreteerd. Geen misverstand, we geloven in wat de 16e-eeuwse reformatoren noemden de klaarheid van de Schrift. Maar zij doelden op de weg der zaligheid door het geloof in Christus. Die is in de Bijbel helder als de dag. Zelfs een ongeleerde, zelfs kinderen, kunnen het Evangelie begrijpen en geloven. Niet alles is echter klaar in de Schrift. De apostel Petrus beleed dat sommige dingen in Paulus' brieven zwaar om te verstaan zijn (2 Petr. 3:16). Als de ene apostel de andere niet altijd kon begrijpen, dan is het onbescheiden om te beweren dat wij dat wel kunnen! De belangrijkste oorzaak waarom sommige delen van de Schrift duister zijn ligt in de culturele context. God liet geen waarheden uit een helderblauwe hemel neer, die losstonden van een bepaalde cultuur. In tegendeel, Hij openbaarde Zichzelf in de bijzondere cultuur van de menselijke bijbelschrijvers, en die kan verschillen van de onze. Het mooie van de goddelijke openbaring is dat God Zich neerboog om via menselijke talen en culturen te spreken. Geen enkel woord van God werd gesproken in een cultureel vacuüm; elk woord daalde neer in een culturele context. Daarom hebben we de taak bruggen te bouwen tussen de culturen van de oude wereld en de onze. We mogen deze opdracht niet negeren, deze verplichting tot interpretatie en toepassing. We moeten onze neiging tot luiheid als het gaat om het Evangelie weerstaan; de Schrift geeft geen schatten aan wie niet graaft. We moeten Gods Woord navorsen én vragen om verlichting van de Heilige Geest. God sprak tot Daniël: Want van de eerste dag aan, dat gij uw hart begaaft, om te verstaan en om uzelf te verootmoedigen voor het aangezicht uws Gods, zijn uw woorden gehoord... (Dan. 10:12). Nederigheid en vlijt, gebed en studie, gaan samen op. |