Kerkelijk Leven19 januari 2000

Prof. Peels belicht spreken van de kerk in huidige cultuur

Niets tot zijn behoud gezegd

Van onze kerkredactie
RIJSWIJK – Wat de uiterlijke kenmerken betrof, liep de jongen netjes in de pas met zijn kerkelijke gemeente. Maar hij was niet in staat het wezen van het christelijk geloof in enkele zinnen aan een buitenstaander uit te leggen. Dit moet ons, zei prof. dr. H. G. L. Peels gisteravond in Rijswijk, wakker schudden.

De hoogleraar Oude Testament aan de Theologische Universiteit Apeldoorn sprak tijdens een bijeenkomst van de commissie Reformatorische studieavonden, een samenwerkingsverband tussen de christelijke gereformeerde, Nederlands gereformeerde en gereformeerd vrijgemaakte kerken in de regio Den Haag. Onder de titel ”Is geloofstaal vakjargon?” belichtte hij het spreken van de kerk in de culturele context van vandaag. Prof. Peels had, zo kondigde hij aan, een aantal weinig opwekkende, kritische, bemoedigende en praktische opmerkingen.

Kloof
De hoogleraar zette in met enkele regels uit een gedicht: „Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven, en ik heb nooit één woord tot zijn behoud gezegd.” Het probleem ligt niet eens zozeer in de onwil van kerkmensen om over het christelijk geloof te spreken. Ze kúnnen het blijkbaar niet. De kloof tussen hen en een onkerkelijke is te groot.

Prof. Peels vroeg zich af waaraan dat ligt. Aan het Evangelie, dat niet naar de mens is? „Maar dat was niet anders in eerdere en andere culturen. Bovendien: is het Evangelie ook niet dé bron van troost en houvast?” Heeft de kloof te maken met de moderne cultuur? Aan de hand van reclamespreuken –„Let op de reclame en je hebt een beeld van de tijd”– typeerde de christelijke gereformeerde hoogleraar de moderne mens. „Haal uit het leven wat erin zit.” „Laat de leeuw in je los.” „Je moet jezelf verwennen.” „Hoe leg ik die mens de vreugde van de verborgen omgang met de Heere uit, hoe vertel ik hem dat Gods geboden algemeen geldige normen aanreiken?”

Prof. Peels wilde ook zichzelf de spiegel voorhouden. „Wat ziet de mens van de kerk?” De muur van onbegrip en onverschilligheid tegenover het Evangelie zou minder hoog zijn als de kerk niet zo verdeeld was, zei hij. En verder, „als het Evangelie werkelijk onze schat en hoogste behoud is, dan moet dat toch aan ons te merken zijn, in de omgang met elkaar?”

Hulpbetoon
Van de eerste christengemeente wil de oudtestamenticus leren dat ze nauwelijks evangelisatorisch inging op de cultuur van de tijd. „De verbreiding van het christendom vond plaats door liefde en hulpbetoon, ondersteuning van weduwen en wezen, zieken en zwakken. Door hun ethisch hoogstaand gedrag kregen christenen mogelijkheden tot verkondiging.”

Over de toekomst wil prof. Peels niet te somber zijn, hoewel hij het naïef vindt een snel keerpunt te verwachten. De vraag vanuit de samenleving aan de kerk om voor normen en waarden te zorgen, beziet hij met enige argwaan. „Laat de kerk zich niet voor het karretje van een moreel vastgelopen maatschappij spannen.”

Wel ziet hij de toenemende eenzaamheid en zinloosheid als een kans voor de kerken om het Evangelie opnieuw richting buitenstaander te vertalen. De kerk moet dan wel, somde hij op, doorleefd, ongecompliceerd, verstaanbaar, verwachtingsvol spreken.

Bijbelvertaling
In verband met het verstaanbaar spreken van de kerk voerde de hoogleraar een pleidooi voor de Nieuwe Bijbelvertaling, die in 2005 gereed moet zijn. Kunnen we de energie en het geld voor een nieuwe vertaling niet beter besteden aan zending en evangelisatie? vroeg een vrouw. „Niet te vaak”, voerde prof. Peels als motto voor het opnieuw vertalen van de Bijbel aan. „Anders beklijft de bijbeltaal niet meer.” Toch vindt hij het de moeite waard elke eeuw opnieuw de Bijbel „zo zuiver mogelijk” te vertalen, vooral „als de bestaande vertaling onnodige barrières opwerpt om het Evangelie te vertolken richting jongeren, een groeiend aantal gemeenteleden die nauw betrokken zijn bij het kerkelijk leven en buitenstaanders.”