Kerkelijk Leven 19 januari 2000

Prof. Benrath refereert in Dillenburg over betekenis 'troostboek'

Heidelberger diende eenheid in leer

Van een medewerker
DILLENBURG – Tot in de negentiende eeuw behoorde het tot de taak van elke gereformeerde predikant in Duitsland huisbezoek te doen en daarbij tevens een onderzoek in te stellen naar de kennis van de Heidelberger Catechismus. Dit zei prof. dr. Gustav Adolf Benrath uit Mainz tijdens een lezing die hij maandagavond voor ambtsdragers hield in de Oranjestad Dillenburg over de geschiedenis van dit 'troostboek'. Hij stelde dat de Heidelberger Catechismus (naast de Kleine Catechismus van Luther) de „allerbeste Duitstalige catechismus” is.

De Heidelberger heeft veel invloed gehad en stond gedurende meer dan twee eeuwen in hoog aanzien. Na de vereniging van de Gereformeerde en de Lutherse Kerk (in 1817) zijn de betekenis en de invloed ervan sterk gerelativeerd. De gereformeerde belijdenis functioneerde feitelijk niet meer en bovendien was het opstellen van een nieuwe luthers-gereformeerde belijdenis op niets uitgelopen.

Prof. Benrath schetste uitvoerig de rol van keurvorst Frederik III (de Vrome) bij het ontstaan en de invoering van de catechismus in de Pfalz. Evenals de opstellers Ursinus en Olevianus was de vorst overgegaan van het lutheranisme naar het calvinisme. Hij was de eerste gereformeerde Duitse rijksvorst en in de ogen van andere vorsten een onruststoker.

Een van de motieven die bij Frederiks overgang naar het calvinisme een rol speelden was het feit dat zijn blik op het Westen was gericht: vluchtelingen (onder meer uit de Nederlanden) riepen zijn hulp in. Een ander motief was de Reformatie in Duitsland. Maar vooral waren het de Bijbel en zijn ervaring als kind van God die van doorslaggevende betekenis waren. Op zijn slot in Heidelberg las hij regelmatig in Gods Woord. Dat werd meer en meer zijn enige bron en norm.

Het belangrijkste element van zijn vroomheid was zijn overtuiging dat het Rijk van Christus een geestelijk rijk was. De verwerkelijking van dat Woord van God in de gemeente stond bij hem voorop. Daarom waren de heiligheid van God en de heiliging van het leven voor hem schering en inslag. Hij oefende scherpe kritiek op de zelfgenoegzaamheid van de lutheranen. Geïnspireerd door wat hij zag van het doorzetten van de Reformatie in de Nederlanden en met welke levensernst dat gepaard ging, was ook hij vastbesloten alle afgoderij af te schaffen.

Nieuwe catechismus
Nadat nog in 1560 in Heidelberg de Kleine Catechismus van Luther was gedrukt, vond Frederik dat er een nieuwe (gereformeerde) catechismus moest komen. Bekend is dat Zacharias Ursinus en Caspar Olevianus daarbij een belangrijke rol hebben gespeeld. Naar Ursinus' overtuiging moest het zowel een geloofsboek als een belijdenisboek zijn, waarin de hoofdzaken van het christelijk geloof waren verwoord. Het aangevochten geweten moest getroost worden (Zondag 1, waarin via Luthers rechtvaardigingsleer de invloed van Melanchthon op Ursinus aanwijsbaar is). Tevens moest de wet als spiegel (dat de mens zijn zonden voor God erkent en belijdt en zo behoefte krijgt aan de verlossing in Christus) en als leefregel (in het stuk van de dankbaarheid) door iedereen gekend worden.

Na de uitgave van de Heidelberger Catechismus kwam er in 1576 (naar analogie van Luthers Kleine Catechismus) ook een kleine Heidelberger Catechismus met 62 vragen en antwoorden. Daarin zijn de bijbelse bewijsplaatsen weggevallen. Deze kleine catechismus heeft door de jaren heen een grotere plaats ingenomen dan de 'grote' Heidelberger, omdat de kinderen er van jongs af aan mee vertrouwd werden gemaakt.

Invoering
In het tweede deel van zijn betoog ging prof. Benrath in op de invoering van de Heidelberger in Nassau. De opvolger van Frederik de Vrome, Johann VI, was luthers gedoopt, luthers opgevoed, had Luthers catechismus geleerd, maar ging ook over tot het calvinisme. Hij zag de strijd die in de Nederlanden werd gevoerd en voelde de roeping tot doorgaande reformatie. In 1581 werden de grote en de kleine Heidelberger Catechismus ingevoerd.

In mei 1582 was er een samenspreking in Dillenburg, waarbij ook Olevianus aanwezig was. Daar werden maatregelen genomen om de inhoud van de catechismus de mensen bij te brengen. Bepaald werd dat ook hier de kinderen de catechismus van buiten moesten leren (ze zouden daarvoor een kleine beloning krijgen). De verkondiging van het Evangelie moest zich op de hoofdzaken concentreren.

Na de dood van Johann VI in 1611 werd het gebied onder zijn zonen verdeeld. Toch wilde men graag de eenheid in de leer bewaren. Daartoe diende uitsluitend de Heidelberger als grondslag voor leer en leven. Bovendien werd de zuiverheid ervan bewaard, naar binnen en naar buiten: in het afwijzen van lutheranen en rooms-katholieken. Op de synode van Dordrecht waren twee vertegenwoordigers uit Nassau aanwezig.

Kritiek op kerk
Gaandeweg echter kwam er een beweging los van de kerk op gang. Orthodoxie werd een scheldnaam en zo kwam men al meer los van de Heidelberger Catechismus. De relativering ervan binnen de kerk werd door prof. Benrath geïllustreerd aan het voorbeeld van Johann Heinrich Jung-Stillung. Hij werd onder andere bekend door zijn praktisch-christelijke arbeid en door zijn streven het volk christelijk te beïnvloeden. Hij overleed in 1871 in Marburg. In zijn jeugd moesten de kinderen iedere morgen in de Heidelberger Catechismus lezen en die uit het hoofd leren. Gereformeerde predikanten waren geroepen op huisbezoek daar navraag naar te doen.

Prof. Benrath wees de aanwezigen er ten slotte op dat het de roeping was van elke generatie de catechismus te kennen, te bewaren en over te dragen. Hij hoopte dat de Heidelberger voor de aanwezigen niet maar een gewaad was, maar een hartenzaak.