Jongeren 6 oktober 2000

Zie ook: Klachten

Kleine groep reformatorische scholieren verziekt het voor de rest

Ergernis onderweg

Door Evert van Dijkhuizen
Elke dag zijn duizenden reformatorische jongeren onderweg naar school en huis. Ondanks de strenge opvoeding geeft hun gedrag op de fiets, in de bus en in de trein soms grote ergernis. Andere reizigers, chauffeurs, conducteurs en omwonenden klagen steen en been. Hier en daar moet de politie er zelfs aan te pas komen. Schooldirecties verzinnen van alles om de overlast van hun leerlingen buiten het hek in te dammen. Schrale troost voor de jongeren zelf: „Een kleine groep verziekt het; van de grote massa heb je geen last.”

Station Amersfoort. Voor de ingang van de luchtbrug staat een lege Connexxion-bus. De chauffeur hangt in z'n stoel, armen op het stuur. Of hij wel eens Lodenstein-leerlingen vervoert? Hij schiet overeind. „Minstens een paar keer in de week.” Over het algemeen heeft hij weinig klachten.

Dat de leerlingen uit nette, christelijke gezinnen komen, weet de chauffeur. Toch kan hij niet zeggen dat Lodensteiners zich fatsoenlijker, beleefder en positiever gedragen dan andere, onkerkelijke jongeren. Hij denkt na, zoekt een tactisch antwoord. „Laat ik het zo zeggen: Ik heb niet mínder last van ze.”

Rap van de tongriem
Een groep meiden duikt de luchtbrug in, slentert de trap af naar het perron. Lange rokken, met splitten tot gevaarlijke hoogte, zwieren in de wind. Beneden grijpt een van de meiden naar haar mobieltje. Ze schatert; leest hardop voor wat er op de display van haar telefoon staat: „Ik wil je spreken; groetjes”, gevolgd door een onverstaanbare naam.

De perronopzichter passeert. Hij ervaart de dagelijkse horde Lodensteiners op het station niet als een probleem. „Het zijn voor mij gewoon reizigers, net als alle andere mensen hier. Ze zijn wel rap van de tongriem gesneden, valt me op. Maar ja, welke jongelui zijn dat niet tegenwoordig?”

Uniform en pet maken van de perronopzichter een herkenbare verschijning, maar ook een gemakkelijk treiterobject. „Ik hoor bij de autoriteiten op het station; vooral jongelui hebben de behoefte zich daartegen af te zetten. Ook Lodensteiners doen dat.” Zolang het bij een geintje blijft, hebben ze aan hem geen kwaaie pier. „Ik ben zelf ook jong geweest.”

De perronopzichter, tevens opsporingsambtenaar, heeft de indruk dat Lodensteiners wat vaker uit de band springen dan andere jongeren. „Waarschijnlijk omdat ze thuis en op school nogal strak worden gehouden.”

Voordat hij naar Amersfoort kwam, werkte hij een paar jaar op het station in Rotterdam. „Daar lopen ook elke dag leerlingen zoals de Lodensteiners, maar daar vallen ze minder op.” Hoezo minder? De perronopzichter knijpt z'n ogen halfdicht: „Daar overheersen andere groepen jongeren, begrijpt u wel?”

In het bagagerek
Connexxion-chauffeur F. Schippers rijdt geregeld Lodo's –„een geuzennaam”– vanuit Rhenen, Wageningen en Ede naar Amersfoort. Hij is goed te spreken over hen. „Ik hoor wel eens van collega's dat die er problemen mee hebben, maar ik heb er persoonlijk niet zo'n moeite mee.”

Na een beetje aandringen, geeft Schippers toe dat er wel eens wat misgaat in zijn bus. „Ik had laatst nog een jongen die in het bagagerek ging liggen. Nou, daar was-ie snel van genezen. Ik kan me trouwens best voorstellen dat ze soms wat baldadig zijn, vooral 's middags na school. Dan moeten ze zich gewoon even uitleven.”

Schippers kent collega-chauffeurs die een hekel aan Lodensteiners hebben en hun dienst er zelfs voor ruilen. „Ik moet er wel bijzeggen dat het chauffeurs zijn die zelf niet al te tactisch optreden; ze hebben ook snel problemen met andere passagiers.”

Sommige bussen blijven overdag op het terrein naast de school staan. De chauffeurs gaan na hun ochtendrit met één bus naar huis en komen 's middags weer terug. Schippers: „De bussen die achterblijven, zijn gemakkelijk open te maken. Eén druk op de knop. Dat weten de leerlingen en daar maken ze misbruik van. Ze gaan in de pauze in de bus zitten en maken soms de grootste troep. Wij kunnen 's middags alles weer opruimen.”

Als Schippers klachten over zijn 'lading' heeft, gaat hij naar Kappe, de conciërge op de Van Lodenstein die het leerlingenvervoer regelt. „Die doet dat perfect; ik heb goed contact met die man.”

Gevoelig
W. Kappe, vroeger beveiligingsbeambte bij de marine, krijgt soms „grote problemen” op z'n bordje. „Ik ben net weer bezig om klachten van omwonenden op te lossen. Fietsende leerlingen maken de omgeving onveilig en weigeren voor tegenliggers aan de kant te gaan.” Hij benadrukt dat het vrijwel altijd om een „kleine groep” gaat die de school in opspraak brengt. „Reformatorische scholen liggen bij de buitenwacht toch al gevoelig, maar zeker door dit soort gedrag krijgen we altijd direct het verwijt: Worden de leerlingen bij jullie niet opgevoed?”

Op het terrein van de Van Lodenstein staat nog een school: het Hoornbeeckcollege voor middelbaar beroepsonderwijs. De 1700 leerlingen –leeftijd 16 tot 20 jaar– komen uit een nog groter deel van het land dan de Lodensteiners, omdat er maar twee reformatorische mbo-scholen zijn: Amersfoort en Rotterdam, met kleine nevenvestigingen in Staphorst en Goes.

Vooral de bussen die naar Urk, Genemuiden en „niet te vergeten” Maartensdijk gaan, zorgen voor grote overlast, aldus Kappe. „Je mag het niet hardop zeggen, maar iedereen weet dat leerlingen uit zulke plaatsen niet het gemakkelijkst zijn.”

Smet
De Pieter Zandt in Kampen heeft dagelijks twintig bussen rijden. Het leerlingenvervoer verloopt „lang niet vlekkeloos”, zegt directielid J. Kettelarij. „We krijgen regelmatig klachten, hoewel we er niet negatief uitspringen vergeleken bij andere scholen. Dat blijkt als we aan buschauffeurs vragen hoe het gaat. Toch is elke klacht er een te veel. Ik zou de problemen met het gedrag van de leerlingen onderweg een van de smetten van het reformatorisch onderwijs willen noemen.”

Voldoende zitplaatsen in de bus is een eerste vereiste, vindt Kettelarij. „Staan bevordert de onrust.” De klachten die op de Pieter Zandt binnenkomen, gaan meestal over grof taalgebruik, pesten en vandalisme. Kuddegedrag speelt volgens Kettelarij een grote rol bij de ontsporingen. „We hebben dagelijks een sliert fietsers van driehonderd leerlingen uit Genemuiden. Begint er één vervelend te doen, dan volgen er meestal meer. Als omwonende kun je overigens zo'n colonne maar beter uit de buurt blijven op bepaalde tijdstippen.”

Het beeld is op alle reformatorische scholen hetzelfde, zegt Kettelarij. „Niet voor niets schreef collega Karens van de Van Lodenstein enige tijd geleden een artikel in De Saambinder (het kerkelijk weekblad van de Gereformeerde Gemeenten, EvD) over het gedrag van onze leerlingen onderweg.” Ook Kettelarij benadrukt dat het meestal kleine groepen zijn die overlast geven. „De andere leerlingen balen ervan.”

De Pieter Zandt aarzelt niet hard in te grijpen als scholieren zich onderweg misdragen. Kettelarij: „Laatst zat er nog een jongen op mijn kamer die ruzie had gemaakt en had gevloekt in de bus. Ik heb hem een week 's middags langer op school gehouden, zodat hij met de gewone lijndienst naar huis moest. Dat scheelde hem twee uur.”

Formeel heeft de school niet het recht dit soort straffen toe te passen, bekent Kettelarij. „De problemen spelen zich buiten de poort af, dus de leerlingen vallen niet meer onder onze verantwoordelijkheid. Maar in dit geval stonden de ouders vierkant achter de school.”

Cadeautjes
Vooral klachten over vandalisme vindt Kettelarij moeilijk te behandelen. „Er is vaak een hele groep bij betrokken; zoek dan maar eens uit wie er moet betalen. Daarom vragen we de chauffeurs altijd om namen. De leerlingen hebben allemaal een vervoerspas bij zich. Chauffeurs mogen die niet innémen, maar wel inzíen. Laten ze dat ook doen, dan kunnen wij de daders in hun kraag vatten.”

Niet alle chauffeurs klagen. Kettelarij: „Sommigen hebben nooit problemen. Daar gaan de leerlingen bij wijze van spreken voor door het vuur. Die krijgen zelfs cadeautjes als ze jarig zijn.” Na enige aarzeling bekent hij dat leerlingen uit bepaalde plaatsen nogal eens negatief opvallen. „Ik wil niemand kwetsen, maar Urk wordt in dit verband vaak genoemd. Over Staphorst en Genemuiden hebben we geen bijzondere klachten.”

De Pieter Zandt bindt de leerlingen op het hart dat ze problemen onderweg moeten melden op school. „Dat is geen klikken”, reageert Kettelarij. „Als het taalgebruik of het gedrag van onze leerlingen niet door de beugel kan, is daar niet alleen de naam van de school, maar vooral de naam van de Heere mee gemoeid. Dat proberen we hun bij te brengen.”

Een goede relatie tussen de school en de buurt is belangrijk, benadrukt Kettelarij. „Als omwonenden klachten hebben, gaan we altijd even ter plekke kijken en praten.” Ook met de buschauffeurs heeft de Pieter Zandt goed contact. „Als ze te vroeg zijn, komen ze in de school koffiedrinken.” Soms is een bijzonder gebaar nodig. „Enige tijd geleden hadden twee jongens in een touringcar zich verschanst in de slaapplaats van de chauffeur. Ze weigerden voor de dag te komen. De chauffeur, het was een vrouw, is naar het politiebureau gereden en heeft ze eruit laten halen. De school heeft haar na afloop een bos bloemen gegeven.”

Driebreed
Het gedrag van de leerlingen onderweg is op de Gomarus in Gorinchem op dit moment „bepaald geen probleem”, reageert plaatsvervangend rector J. Visser. „Er reizen zo'n 220 leerlingen van onze school iedere dag met de bus en daar zijn we best tevreden over. De chauffeurs houden goed toezicht en dat is nodig, want ook onze leerlingen hebben de neiging onderweg dingen te doen die ze niet mogen, zoals roken en naar de radio luisteren.”

Tegenover fietsende leerlingen moet de Gorkumse school nog wel eens „corrigerend optreden”, aldus Visser. „Ze rijden rustig driebreed zonder aan de kant te gaan voor anderen of trappen bijvoorbeeld een lege vuilcontainer om. Als zulke dingen gebeuren, grijpen we direct in. We laten de dader z'n excuus aanbieden aan de klager, als we tenminste een naam en adres hebben.”